Citizen science project met netwerk van ‘pleegtuintjes’ toont aan...

(23-03-2023) UGent onderzoeker Frederik Gerits deed onderzoek bij ILVO naar de invloed van het landschap op de biodiversiteit van landbouwgronden.

Niet alleen landbouwers kunnen zorgen voor meer of minder biodiversiteit op landbouwgronden. Ook nabijgelegen tuinen, wegen, natuurstroken en andere landschapselementen hebben een belangrijke impact op de aanwezigheid van nuttige insecten en het microklimaat op akkers. Dat blijkt uit metingen door burgerwetenschappers in een 40-tal identieke 1m² tuintjes, begeleid door onderzoeker Frederik Gerits. In omgevingen met veel akkerbouw telden de vrijwilligers meer natuurlijke plaagbestrijders. Ook kruidenrijke bermen en extensief beheerd grasland trekken nuttige insecten aan, terwijl bebouwing zorgt voor een verarming van de biodiversiteit. Bomen en struiken in het landschap zijn dan weer effectief als buffer tegen droogte en hitte op de aanwezige akkers.

In dichtbevolkte gebieden zoals Vlaanderen hebben nabijgelegen steden grote invloed op het platteland. We spreken in dat geval over een ‘peri-urbaan platteland’ waarin private tuinen, wegenstelsels, natuurfragmenten, graslanden, akkers en andere vormen van landgebruik sterk met elkaar verweven zijn. De landbouwlandschappen in Vlaanderen worden daarenboven intensief gebruikt. Er is weinig verscheidenheid aan soorten gewassen en rassen op de akkers maar er zijn ook weinig houtkanten, bomenrijen, bloemenranden en kruidenrijke bermen. De biodiversiteit op het platteland in Vlaanderen staat hierdoor onder druk.

Innovatieve meetmethode: citizen science in identieke 1m²-tuintjes op strategisch gekozen locaties

In zijn doctoraat onderzocht Frederik Gerits, onder leiding van prof. Kris Verheyen de impact van deze landschappelijke verwevenheid en de variaties daarin op de gezondheid van het platteland. Hij keek specifiek naar de impact op agrobiodiversiteit en ecosysteemdiensten zoals bestuiving, natuurlijke plaagbestrijding, (kwaliteitsvolle) voedselproductie en regeling van het microklimaat. De methode die hij voor dat onderzoek ontwikkelde, is baanbrekend en kende navolging in een groot Europees project (Fabulous Farmers).

Met de hulp van een geëngageerde groep burgerwetenschappers beheerde en monitorde hij in een eerste onderzoeksgebied 41 identieke 1m²-tuintjes die geplaatst werden in landschappen die sterk van elkaar verschilden op vlak van inrichting, landbeheer en -gebruik. Het ging specifiek om plaatsen in Lemberge, Gontrode, Landskouter en Gijzenzele. Samen vormen deze locaties een representatieve spiegel van het peri-urbane platteland in Vlaanderen. Hierdoor kunnen de resultaten uit de tuintjes geëxtrapoleerd worden naar heel Vlaanderen.

Kruidenrijke bermen en graslanden trekken plaagbestrijders en bestuivers aan

Opvallend is dat er effectief verschil was in de insectengemeenschap die de burgerwetenschappers observeerden, terwijl ze de tuintjes op dezelfde manier beheerden. Het is de landschappelijke omgeving die het verschil in biodiversiteit verklaart. In omgevingen met veel akkerbouw werden bijvoorbeeld meer natuurlijke plaagbestrijders gemeten dan in gebieden met veel tuinen en bebouwing. Sterker nog: hoe meer verharding in de omgeving, hoe minder insecten er gevonden worden. Ook omgevingen met veel (on)kruidrijke bermen en extensieve graslanden zijn bevorderlijk voor de aanwezigheid van insecten, vooral voor plaagbestrijders die zich over de grond bewegen.

Bomen en struiken bufferen tegen weersextremen

De inrichting van ons landschap heeft ook duidelijk impact op de bufferende werking van het platteland tijdens extreme weersomstandigheden (ecosysteemdienst microklimaat). Dat onderzocht Gerits door temperatuur en bodemvochtgehalte in de tuintjes te monitoren via sensoren. In landschappen met veel houtige elementen zoals hoge houtkanten, bomenrijen en kleine bosfragmenten ondervonden de tuintjes minder variatie in temperatuur en in bodemvochtgehalte. In omgevingen met meer akkerbouw en verharde oppervlakken daarentegen schommelden de temperatuur en het bodemvochtgehalte in de tuintjes meer.

Betrokkenheid van alle actoren belangrijk voor toekomstige uitdagingen

Deze resultaten stellen de uitdaging maar ook kansen op het platteland scherp. Het is ten eerste duidelijk dat niet één actor – landbouwers – maar meerdere actoren verantwoordelijk zijn voor de gezondheid van de landbouwomgeving. Dat zet vraagtekens bij beleidsmaatregelen die focussen op financiële impulsen voor één actor die inspanningen levert op één perceel.

Interessanter is het om te investeren in lokale samenwerkingsverbanden waarin landbouwers en andere plattelandsactoren samen werken aan een groener en meer biodivers landbouwlandschap.

Frederik Gerits

Het citizen science project tijdens Gerits doctoraatsonderzoek is een mooi voorbeeld van de potentiële impact van lokale samenwerkingsverbanden op bewustzijn én op gedrag. Uit een bevraging bij de burgerwetenschappers bleek immers dat ze zich sterk bewust zijn geworden van hun invloed op de omgeving. Verschillende deelnemers hebben zelfs hun gewoonten aangepast na het onderzoek, bv. door minder vaak het gras te maaien.

Ten tweede maakt het onderzoek duidelijk dat door gerichte ingrepen in het landschap effectief winst te boeken valt, voor landbouw, mens én omgeving.

We moeten samen keuzes maken. Waar kunnen we strategische vegetatie zoals bomen/struiken inrichten als klimaatbuffers? Waar moeten we de aanwezigheid van nuttige insecten ondersteunen met kruidenrijke bermen/graslanden? Hoe kunnen we systematisch het vele beton op ons platteland beginnen ontharden?

Frederik Gerits

Meer info

De resultaten van het BEL-Landschap project dat onderdeel is van Gerits doctoraat zijn te vinden in het ILVO webdossier Biodiversiteit en ecosysteemdiensten van en voor landbouw. Op 14 maart 2023 verdedigde Gerits zijn doctoraat “Understanding the impact of landscape composition on agrobiodiversity in a peri-urban context: learnings from a citizen-science approach” aan de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen — Universiteit Gent. Frederik Gerits werd gesteund door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen (FWO).

Originele verslaggeving

ILVO