Volg de uiergezondheid op uw bedrijf maandelijks op
Stappenplan opvolging uiergezondheid
Enkel door regelmatig en systematisch het celgetal van de koeien te laten bepalen, heeft men op een melkveebedrijf continu een overzicht van de uiergezondheid van de individuele dieren. Baseert men zich enkel op het tankmelkcelgetal dan loopt men, als er plots problemen opduiken, hopeloos achter en wordt veel kostbare tijd verloren. Maandelijkse opvolging van het celgetal, bemonstering voor bacteriologisch onderzoek van de geselecteerde koeien gevolgd door het nemen van een gefundeerde beslissing, in combinatie met een geoptimaliseerd mastitismanagement helpen om uiergezondheidsproblemen te vermijden of indien er reeds problemen zijn ze snel en blijvend op te lossen.
Stap 1: Monitoring
Veruit de gemakkelijkste en snelste manier om koeien met een subklinische uierontsteking op te sporen is door zich te abonneren op de MelkProductieRegistratie (CRV) of MPR. Een andere mogelijkheid is om zelf elke 4 tot 6 weken van iedere koe een mengmelkstaal van de 4 kwartieren te nemen en deze mee te geven met de melkerij. Veehouders die zelf over een draagbaar celgetal meettoestel (zie foto) beschikken kunnen eventueel ook zelf het celgetal bepalen. Deze laatste methodes vergen uiteraard meer moeite en tijd en hebben als nadeel dat je zelf de resultaten moet bijhouden wat het vaak erg lastig maakt om een goed overzicht te bewaren. Bovendien is het resultaat bij zelfgenomen mengmelkstalen sterk afhankelijk van hoeveel ml melk van elk kwartier wordt weggemolken en is het dus in veel gevallen geen correcte weergave van het werkelijke celgetal van de koe.
Stap 2: Selectie van 'probleemkoeien'
Om bij elke koe met een subklinische uierontsteking de juiste beslissing (behandelen, opnieuw bemonsteren, afwachten of opruimen) te kunnen nemen, is het belangrijk te weten welke bacterie de infectie veroorzaakt. Sommige uierontstekingen zijn zelfs na een volgehouden behandeling niet meer te genezen, terwijl andere spontaan kunnen genezen. Met bacteriologisch onderzoek van een melkstaal kan de mastitisverwekker worden gevonden. Bij het uitselecteren van de koeien voor bacteriologisch onderzoek is het best om gebruik te maken van de "koe-attenties uiergezondheid" van de melkcontrole. Op deze uitslag staan immers een aantal koeien aangeduid als "BO" (= koeien waarvan het geometrisch gemiddelde celgetal van de laatste 3 metingen > 250.000 cellen/ml bedraagt). Wanneer je deze koeien bemonstert, heb je de grootste kans dat door het bacteriologisch onderzoek de kiem die de verhoging van het celgetal veroorzaakt ook door het labo in de melk kan teruggevonden worden.
Het bemonsteren van oudere chronisch geïnfecteerde dieren (= celgetal reeds meer dan 4 opeenvolgende maanden verhoogd) heeft weinig zin aangezien het resultaat vaak negatief zal zijn en deze koeien ongeacht de oorzaak van de infectie het best zo snel mogelijk worden opgeruimd.
Stap 3: Bemonstering van de geselecteerde koeien
Hoe langer een koe besmet is (hoe langer het celgetal al is verhoogd), hoe kleiner de kans wordt op genezing. Hou dus de vinger aan de pols en bemonster bij elke nieuwe celgetalbepaling de koeien met een verhoogd celgetal, zodat er snel kan worden ingegrepen. Bepaal samen met de bedrijfsdierenarts op basis van het resultaat, het antibiogram (zie foto), het koecelgetal, de leeftijd van de koe, het aantal geïnfecteerde kwartieren en de lactatieperiode voor elke individuele koe wat de juiste aanpak is. De resultaten van het bacteriologisch onderzoek leren je ook welke soorten bacteriën de problemen op uw bedrijf veroorzaken en helpen je bij het verder optimaliseren van het uiergezondheidsmanagement op uw bedrijf.
Ontdek hier hoe je correct een staal moet nemen voor een bacteriologisch onderzoek!
Stap 4: Voor elke koe de juiste beslissing nemen
Behandelen of droogzetten
Een jong dier met een niet al te hoog celgetal en slechts op 1 kwartier besmet, heeft na een aangepaste behandeling een vrij grote kans op genezing en verdient dus een om behandeld te worden. Voldoende lang behandelen (5 dagen) en met een voldoende hoge dosis antibioticum in functie van het gewicht is de basis voor een grote kans op genezing. Behandel deze koeien steeds zowel in de uier als in de spieren. Bij een tekorte behandelingsduur of bij een te lage dosis aan antibioticum zullen niet alle bacteriën in de uier afgedood worden, zijn de koeien niet genezen en blijft het celgetal hoog. Stel samen met uw bedrijfsdierenarts een goed behandelingsprotocol op en gebruik enkel een antibioticum waarvoor de werking tegen de mastitisverwekker werd aangetoond.
De kans dat een koe met een subklinische uierontsteking geneest is steeds hoger tijdens de droogstand dan na een behandeling tijdens de lactatie.
Herbemonsteren
Koeien met een verhoogd celgetal waarbij geen major pathogene bacterie kon worden geïsoleerd worden het best herbemonsterd. Het is immers weinig waarschijnlijk dat Corynebacterium bovis of Staphylococcus spp., indien deze in het melkstaal worden gevonden, oorzaak zijn van het sterk verhoogde celgetal. Door nieuwe melkmonsters voor bacteriologisch onderzoek te nemen, wordt de kans op het vinden van de échte mastitisverwekker groter. Het volstaat om enkel het kwartier met het verhoogde celgetal te herbemonsteren.
Afwachten
Uierontstekingen veroorzaakt door "minor pathogenen" (zie foto) behoeven minder aandacht en moeten zeker niet behandeld worden. Bij koeien met een verhoogd celgetal waaruit "minor pathogenen" werden geïsoleerd, kan best de volgende celgetalbepaling worden afgewacht gezien deze infecties vaak spontaan genezen. Daarnaast genezen ze gemakkelijk tijdens de droogstand.
Opruimen
Staphylococcus aureus-infecties zijn altijd zeer moeilijk te behandelen. Oudere koeien (> 2e lactatie) met een Staphylococcus aureus infectie, worden als het celgetal reeds langdurig verhoogd is (> 3 maanden), en/of als er meerdere kwartieren besmet zijn beter zo snel mogelijk opgeruimd. Deze dieren besmetten gemakkelijk andere koeien op uw bedrijf, produceren ondermaats en kunnen plots een klinische opflakkering doormaken. De kans op genezing, zelfs na een goede behandeling, is heel klein (< 10%). Indien chronisch besmette koeien en/of Staphylococcus aureus besmette koeien niet kunnen worden opgeruimd, zorg er dan voor dat ze geen andere koeien kunnen besmetten. Denk eraan dat ze blijvend te weinig produceren en plots een klinische opflakkering kunnen meemaken.
Zie ook "Wat met probleemkoeien"?
Stap 5: Bijsturen uiergezondheidsmanagement
Het heeft geen enkele zin om bijvoorbeeld 4 koeien te behandelen als er de volgend maand terug 5 nieuwe koeien met een subklinische uierontsteking zijn bijgekomen. Vandaar dat het belangrijk is om elke maand op basis van de celgetalgegevens en de resultaten van het bacteriologisch onderzoek het uiergezondheidsmanagement op het bedrijf te evalueren en eventueel ook bij te sturen. Welke punten van "De Kapstok Uiergezondheid" op welk bedrijf er het meest effect zullen hebben hangt in sterke mate af van welke mastitisverwekkers op het bedrijf aanwezig zijn. Vandaar het belang van regelmatig bacteriologisch onderzoek te laten uitvoeren van koeien met een klinische uierontsteking of verhoogd celgetal.
Op basis van de resultaten krijgt men een idee van welke mastitisverwekkers problemen veroorzaken op het bedrijf en kan het uiergezondheidsmanagement worden aangepast. Zo weten we dat nieuwe infecties met koegebonden bacteriën zoals Staphylococcus aureus voornamelijk ontstaan nadat bacteriën tijdens het melken via de handen, het melkstel of doeken van een geïnfecteerde koe naar een niet-geïnfecteerde koe werden overgedragen. Indien dus voornamelijk koegebonden bacteriën worden geïsoleerd moet in eerste instantie de melktechniek zodanig worden geoptimaliseerd dat de kans op verspreiding van bacteriën zo klein mogelijk wordt. Denken we maar aan maatregelen zoals het melken met handschoenen, het gebruik van één doek per koe bij de voorbehandeling, spoelen van het melkstel met heet water na een koe verdacht van Staphylococcus aureus te hebben gemolken. Van infecties met omgevingsgebonden kiemen zoals Streptococcus uberis weten we dat ze ofwel tijdens het melken ontstaan wanneer de bacteriën van op de speenhuid loskomen en via de melk tot tegen het openstaande slotgat worden gebracht ofwel na het melken wanneer het slotgat nog niet volledig gesloten is en de koeien zich gaan neerleggen in de stal. Een droge en propere omgeving zowel voor de melkgevende als voor de droogstaande koeien is dus een must!