De boeken van Johan De Caluwe
Op vraag van Paul Buschmann heb ik met plezier 21 boeken geselecteerd.
Wat jammer dat een mens zoveel vergeet van wat hij ooit gelezen heeft. En wat een geluk dat een mens zoveel vergeet van wat hij ooit gelezen heeft, anders raakte ons brein overvol en zou selecteren pas echt lastig zijn.
Ik heb díe boeken gekozen die als pop-ups in mijn hoofd verschenen elke keer als ik wat tijd kon besteden aan de ‘21’; in die zin is de selectie behoorlijk spontaan verlopen. En dan merk ik: op één boek na staan er geen boeken over taal of over het Nederlands in die lijst, nochtans mijn vakgebied. Andere boeken hebben blijkbaar meer indruk op mij gemaakt, en ze geven – denk ik – een goed beeld van wat mij allemaal interesseert. Ik hoop dat er een paar titels bij zijn die ook andere mensen kunnen aanspreken. Veel plezier ermee!
- Tiny – Gilbert Delahaye, Marcel Marlier
De liefde voor boeken moet ergens beginnen, en in mijn geval moet dat met Tiny zijn geweest. Eindeloos hebben we thuis met broer en zussen die boekjes gelezen en herlezen: Tiny gaat op reis, Tiny op de boerderij, Tiny in de keuken, ... Het waren vooral de prachtige kleurige illustraties van Marcel Marlier die ons telkens opnieuw het verhaal inzogen. De Franstalige auteur Gilbert Delahay kreeg voor de Nederlandse vertaling het pseudoniem Gijs Haag opgespeld. De boekjes zouden in de huidige woke-gevoelige tijden niet meer kunnen passeren wegens hun stereotiepe beeldvorming rond man-vrouw, blank-zwart, enzovoort, maar in hun genre blijven ze wel een unieke combinatie van verhaal en beeld die generaties kinderen blijft aanspreken. - Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj (1962) – Alexander Solzjenitsyn
Solzjenitsyn (1918-2008) heeft een indrukwekkende reeks van boeken over de Russische strafkampen op zijn naam, waaronder de Goelag-archipel, waarvoor hij in 1970 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg. Maar zijn debuut, de novelle Een dag …, heb ik altijd bijzonder gevonden. Ze geeft niet alleen een indruk van wat het betekent om als politieke gevangene weerloos overgeleverd te zijn aan een meedogenloos kampregime onder het Russische stalinisme. Ze is tegelijk het verslag van één dag uit het leven van timmerman Ivan, die ondanks alle miserie enige vreugde weet te vinden in ‘kleine’ dingen: dat zijn soep die dag warm is, en vooral: dat hij die dag een muur mag metselen … -
Mein Kampf (1925) – Adolf Hitler
De onwaarschijnlijke verschrikkingen in de eerste helft van de 20e eeuw, met twee wereldoorlogen, tekenen de wereld tot vandaag. Voor de periode 1920-1945 is Adolf Hitler de man die – ik kan niet anders dan het woord opnieuw te gebruiken – onwaarschijnlijk veel miserie teweeg heeft gebracht, voor zovele miljoenen gewone mensen. Ik weet het, ‘grote’ figuren moet je altijd in hun context begrijpen, maar hij heeft zelf door zijn daden, door zijn woordkeuze, door zijn toespraken en door Mein Kampf mee die extreem destructieve context geschapen. Het boek bevat een honderden pagina’s lang vergiftigend discours over de superioriteit van het Germaanse ras, zijn recht op Lebensraum in het oosten (lees: Rusland). Het getuigt van Hitlers obsessioneel complotdenken, waarbij al wie niet radicaal vóór hem en zijn nationaal-socialistische ideeën was, als volksverrader werd beschouwd en uitgeroeid moest worden. Het was een zodanig hypnotiserende framing dat miljoenen Duitsers met open ogen de grootste mensenslachting tot dan toe zijn aangegaan. -
La Nausée (1938) – Jean-Paul Sartre
La Nausée [in Ned. vertaling De Walging] stond op de boekenlijst van het extra jaar wijsbegeerte dat ik begon na mijn opleiding Germaanse talen. Het boek kwam meteen hard binnen, want het geeft op een unieke, indringende wijze uitdrukking aan de ontdekking dat het menselijke leven geen zin heeft. De hoofdpersoon, Antoine Roquentin, een eenzame intellectueel, werkt aan een studie over een achttiende-eeuwse diplomaat. Maar Roquentin gaat beseffen dat het leven van die diplomaat alleen nog zijn zin ontleent aan het feit dat hij er als twintigste-eeuwse auteur een boek over schrijft. En dat Roquentin op zijn beurt alleen nog zijn zin ontleent aan die achttiende-eeuwse diplomaat, omdat hij er een boek over schrijft. En toch denken veel mensen dat hun leven, en hét leven tout court, een ultieme zin heeft. Een complete illusie volgens Sartre, en dat inzicht brengt de hoofdpersoon tot een grenzeloze walging voor alles wat bestaat, alleen al omdat het bestaat, zonder zin. -
Grapes of Wrath (1939) – John Steinbeck
In het jaar dat Hitler Polen binnenvalt en daarmee de Tweede Wereldoorlog ontketent, publiceert John Steinbeck aan de andere kant van de oceaan zijn monumentale Grapes of Wrath / Druiven der Gramschap. Het is geen oorlog daar die de mensen, eenvoudige boeren, op de vlucht jaagt, maar de droogte, de uitzichtloosheid van de economische malaise tijdens de Grote Depressie, de drastische veranderingen in de landbouw door de overgang van kleinschalige bedrijfjes naar agro-business. Het gevolg is een onomkeerbare erosie, waardoor honderdduizenden hectaren landbouwgrond veranderen in een Dust Bowl. Steinbeck schrijft een verhaal met epische allure over één familie op weg naar het Beloofde Land, in dit geval Californië, in de hoop daar een menswaardig bestaan te vinden. Die hoop blijkt ijdel. Het boek is veel tegelijk, maar zeker ook een aanklacht tegen de antisociale kapitalistische omgang met land en mensen. Tom Joad is de hoofdfiguur – hij blijft strijden voor het recht op een menswaardig bestaan, tegen alle machtsmisbruik van banken, grootgrondbezitters en een collaborerende overheid in. -
Lolita (1955) – Vladimir Nabokov
Bij sommige boeken weet/voel ik al na één bladzijde dat het ‘goed’ zit, en bij Lolita was dat absoluut het geval. ‘Goed’ hier uitdrukkelijk niet in morele zin, want het is het relaas van de (seksuele) relatie die de oudere man Humbert afdwingt van de 12-jarige Dolores, koosnaam Lolita. Een bedrieglijk eenvoudige verhaallijn verbergt zoveel gelaagdheid en complexiteit, en dat in een onnavolgbare stijl, dat je het boek meer dan eens zou moeten lezen om telkens op andere dingen te letten. Het blijft fascineren hoe een boek met een dergelijk thema, dat aanvankelijk ook net vanwege dat thema niet gepubliceerd raakte, ondertussen toch wereldwijd geaccepteerd wordt, net wegens de bijzondere literaire kwaliteit van het werk. -
De Sysse-Panne (1795-1798) – Karel Broeckaert
Toen ik een paar jaar geleden het vak Historische Sociolinguïstiek begon te geven, leerde ik Karel Broeckaert (1767-1826) kennen als auteur van het Gentse nieuwsblad De Sysse-Panne, Gents voor ‘De Sauskom’. Onze regio was net in handen gevallen van de Fransen, die met een op de Franse Revolutie geïnspireerde reorganisatie en beleid een streep wilden trekken onder het Ancien Régime. Boeckaert was 28 en enthousiast over die nieuwe wind, en startte zijn eigen blad, De Sysse-Panne. Dat bevat geen klassieke nieuwsberichten, maar wel dialogen tussen personages die elk een bepaalde politiek-maatschappelijke stroming vertegenwoordigen, van een brave aanhanger van het Ancien Régime tot een verdediger van het nieuwe beleid, met bijvoorbeeld drastische ingrepen in de verhouding tussen kerk en staat. Het blad is behalve om cultuur- en politiek-historische redenen ook taalkundig bijzonder interessant: elk van de personages krijgt zijn eigen taal, van Gents dialect tot vrijwel algemene omgangstaal. En last but not least: het blad charmeert – dankzij Broeckaert – door het respect dat alle sprekers elkaar blijven betuigen, ook al hebben ze heel verschillende politieke overtuigingen. -
Origins of Language, Constraints on Hypotheses (2005) – Sverker Johansson
Er is geen boek waaruit ik meer over het verschijnsel taal geleerd heb, dan Origins of Language van Johansson. Wanneer en hoe is de menselijk taal ontstaan? Het moet ergens in de voorbije miljoenen jaren gebeurd zijn, nadat de groep aapachtigen waaruit later Homo Erectus resp. Homo Sapiens zou ontstaan, zich had afgesplitst van wat later de chimpansees en bonobo’s zouden worden. Welke mutaties zijn er geweest en welke voordelen moet een primaire en later een ontwikkelde vorm van taligheid hebben gehad voor een individu en een groep? Het boek van Johansson was het eerste handboek dat ik gebruikte in mijn college Evolutionaire Linguïstiek. Ondertussen schreef hij een veel toegankelijker boek over het onderwerp: The Dawn of Language. How we came to talk (2021), vertaald als De dageraad van de taal (2022). -
Walden (1854) – Henry David Thoreau
Er zijn auteurs die hun tijd wel érg ver vooruit zijn. Henry David Thoreau (1817-1862) is zo iemand, met zijn boek Walden (1854). Het is het verslag van hoe hij zich in 1845 twee jaar lang terugtrekt in een zelfgebouwd huisje aan de oever van Walden Pond, een meer omgeven door bos. Vandaag zouden we zeggen dat hij probeert om zo mindful mogelijk te leven en te werken, zonder opgelegde schema’s, en probeert alleen dat aan huisraad en voedsel te produceren wat hij écht nodig heeft. Hij luistert naar het kraken van het ijs op het meer, hij ziet groeien wat hij met eigen hand heeft geplant, hij is gelukkig met het huisje dat hem beschut tegen regen en wind, en dat hij zelf heeft gebouwd. Thoreau denkt na over hoe we de samenleving beter kunnen maken, en publiceert in 1849 trouwens ook nog De plicht tot burgerlijke ongehoorzaamheid, dat vaak samen met Walden wordt uitgegeven. Thoreau verdedigt er het recht / de plicht om als burger te weigeren belasting te betalen aan een overheid die immoreel is door bijvoorbeeld de slavernij in stand te houden. -
Living with Tinnitus and Hyperacusis (2010) – L. McKenna, D. Baguley & D. McFerran
Ik ben al vele jaren overgevoelig voor geluid, het gaat om een vorm van hyperacusis. Bij mensen met hyperacusis komen ‘gewone’ geluiden van bestek op serviesgoed, muziek, draaiende ventilatoren, kwetterende mensen op recepties, etc. heel hard binnen, de hersenen filteren die achtergrondgeluiden te weinig weg, waardoor ze prominent op de voorgrond blijven. Dat zet het neurale systeem onder stress, waardoor dat nog gevoeliger wordt voor geluid, en alles ‘lawaai’ wordt. Dit boek over tinnitus (suizende en piepende geluiden horen die er niet zijn – wat ik gelukkig niet heb) en hyperacusis was de sleutel tot mijn begrip van het verschijnsel, en hoe ermee om te gaan. Bijvoorbeeld: zeg op tijd aan mensen dat je hyperacusis hebt, en dat je daarom nu en dan eens een gezelschap zult verlaten om de stilte te zoeken en zo je hersenen weer klaar te maken voor een volgende lading geluid/lawaai. -
Johann Sebastian Bach – The Learned Musician (2001) – Christoph Wolff
Van sommige historische figuren wordt onze beeldvorming – letterlijk dan – vrijwel exclusief bepaald door één of hooguit een paar iconische afbeeldingen; meestal gaat het om mannen op hoge leeftijd. Denk aan Marx, Darwin, of Bach dus. Maar die mensen zijn ook pakweg 20 of 30 of 40 jaar oud geweest, ze hebben geleefd als elk ander mens. Het is goed als in biografieën ook dat nochtans evidente aspect voldoende aan bod komt, want het laat je ook anders lezen, kijken, luisteren naar het werk van die mensen. Via deze biografie – één uit de vele Bach-biografieën – leerde ik de grote componist kennen als een man die elke dag in de weer was met de opvoeding van zijn kinderen, met zijn lessen, met zijn compositiewerk tegen de klok, met zijn optredens, tot en met zijn werk als keurder van kerkorgels. Het blijft je eraan herinneren dat ook genieën meestal met twee voeten in het leven (moeten) staan. -
Wondrous Strange – The life and art of Glenn Gould (2003) – Kevin Bazzana
Na de biografie van Bach, de biografie van de in mijn ogen indrukwekkendste Bach-vertolker op de piano, Glenn Gould (1932-1982), die overigens ook werk van vele andere componisten gespeeld heeft. Ik ken zelf geen sterker voorbeeld van een geval waarbij het genie van de interpretatie en de vertolking het genie van de componist zo sterk uitvergroot. Gould op de piano horen is altijd twee meesters horen: de componist en Gould. Zijn toetsaanslag, zijn eigenzinnige ritmes en tempo’s, ze zijn metéén herkenbaar, en o wee, als je eenmaal de interpretatie van Gould hebt gehoord, kun je andere interpretaties nauwelijks nog smaken. In tegenstelling tot wat ik boven schreef over Bach, is dit het soort genie dat géén normaal leven leidde, kon leiden, zo dwingend en allesoverheersend was zijn bezetenheid door de muziek. Een waarschuwing: Gould had een onbedwingbare neiging om tijdens zijn pianospel soms grommig te neuriën. Zijn uitgever heeft een tijdlang geprobeerd om hem dat af te leren, maar zonder resultaat: die vocale ondersteuning bleek zo essentieel bij zijn interpretatie dat Gould ze niet kon en wilde onderdrukken. Ik geniet van die extra ‘muzikale’ laag, maar sommige anderen knappen erop af. -
Langs de wegen (1902) – Stijn Streuvels
Als ik ‘Stijn’ intik op Google, verschijnen allerlei Stijnen als zoeksuggestie (Stijn Meuris om de eerste te noemen), maar dus niet ‘Stijn Streuvels’ (1871-1969). Jammer, want ik kan – op Louis Paul Boon na – geen andere Vlaamse auteur noemen die ik telkens opnieuw met plezier kan lezen en herlezen. Ik noem hier als voorbeeld Langs de wegen om het niet altijd over De Vlaschaard te hebben. Streuvels schreef in zijn lange leven ontelbare korte en langere verhalen. “Literatuurkenners zijn het erover eens dat de visionaire sterkte van zijn werk, de onverbiddelijke erkenning van de werkelijkheid, zonder moraliserende commentaar, de scheppende taalkracht van zijn proza en de universaliteit van de behandelde thema’s, zijn werk hebben opgetild boven het particularisme en de streekliteratuur.” Wie ben ik om nog iets toe te voegen aan deze wijze woorden op Wikipedia. Behalve misschien dat Streuvels telkens opnieuw zo knap eerst de wereld beschrijft, de wolken, de velden, het weer, de tijd van het jaar, en dan pas de kleine mensen die daarin leven en werken.
Zo ziet de bijbels aandoende opening van De Vlaschaard eruit:
De zware, grijze lucht bleef wegen over de wereld. Een dikte opgestapelde mist, van beneden tot in de opperste luchtlagen drukte die zware last als een onverroerbare weedom, een treurnis zonder einde of uitzicht. Dagen lang bleef alles dof en donker. Dan kwam de wind onverwachts losgelaten en zweepte wolken regenstof die rakelings langs den grond schoeren en de landen begispten en begeeselden. Het vlakke land lag er afgebakend in zijn nauwen einder, overwaterd met mist, onnuttig, zoppenat, eenzaam aan de onmeedoogenheid van de wreede elementen overgelaten, als een woestenij in den aanvang van den jongsten dag. -
Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid (2014) – Yuval Noah Harari
Voor mijn vak Evolutionaire Linguïstiek had ik al heel wat gelezen over de evolutie van de menselijke soort, maar Sapiens van Harari was toch meer dan een aanvulling op de bestaande literatuur. Hij kent – m.i. terecht – een sleutelrol toe aan taal. Dankzij taal (en de cognitieve vermogens die daaraan ten grondslag liggen) kunnen mensen verhalen vertellen over elkaar, en verhalen vertellen aan elkaar over hoe de wereld ineen zit. Of die verhalen ‘waar’ zijn is van ondergeschikt belang. Wat telt, is dat mensen op basis van die sociale informatie en hun gedeelde mythen en godsdiensten (in taal gevatte verhalen over de plaats van de mens / de stam in de wereld) beter kunnen samenwerken dan andere diersoorten. Die gedeelde verhalen bevorderen weliswaar de samenhang in de eigen groep, maar dat gaat natuurlijk niet zelden ten koste van andere groepen, die dan als vijand worden beschouwd. Hitler verenigde miljoenen Duitsers rond zijn concept van het superieure Arische ras en zijn recht op wereldheerschappij, ten koste van de ‘inferieure’ rassen. Op die manier zijn zogenaamde imagined communities (verbeelde gemeenschappen) dus mee verantwoordelijk én voor de grote eensgezindheid waarmee grote groepen mensen kunnen samenwerken, én voor de eensgezindheid waarmee andere groepen mensen worden vervolgd en uitgeroeid. -
De Franse revolutie (2015) – Noah Shusterman
Net zoals we van bepaalde historische figuren soms alleen maar een iconische afbeelding in ons hoofd hebben (Marx, Darwin, Bach), had ik tot een paar jaar geleden een erg eenvoudig beeld van de Franse Revolutie: 1789, einde Ancien Régime, bestorming van de Bastille, guillotine, … Met andere woorden: weinig meer dan wat mensen zouden opsommen in de Slimste mens ter wereld. Tot ik Shusterman las over de Franse revolutie. Er zijn ongetwijfeld betere boeken die ik over de revolutie had kunnen lezen, maar dit kwam toevallig op mijn weg. En eindelijk kreeg ik een verslag van wat niet minder dan een jarenlange burgeroorlog was geweest in heel Frankrijk, niet één gloriemoment ergens in 1789 zoals het nog te vaak wordt voorgesteld in snel toegankelijke lectuur. Tegelijk verhelderend en frusterend is dat telkens opnieuw: het besef dat je over de overgrote meerderheid van de dingen eigenlijk weinig meer weet dan een paar clichés, en dat je eventuele opinies daarover dus misschien wel op drijfzand zijn gebouwd. -
Das Kapital (1867) – Karl Marx
In juli 1979 was ik geslaagd voor mijn eerste jaar in de Germaanse talen aan de Ugent, en – ik weet niet of er een verband is – mijn ouders werden lid van een boekenclub, geen leesclub maar een club waar je boeken kon bestellen met aanzienlijke reducties. De eerste twee boeken die ik bestelde, waren Handig in huis en Het Kapitaal van Marx. Met dat eerste verwierf ik een basiskennis in doe-het-zelven, wat nodig was, want daar was mijn vader geen held in. Met het tweede kreeg ik (meer dan) een inleiding in de politieke economie, versie Karl Marx. Ik heb zeker vele bladzijden overgeslagen wegens te moeilijk, maar dat de theoretische analyse rijkelijk onderbouwd werd met historisch-sociale observaties sprak mij aan en heeft mij een luxueuze zomer bezorgd in 1979. Ik hoefde geen vakantiejob te doen, en mocht lezen zoveel ik wilde, al zal dat niet de lectuur zijn geweest die mijn ouders voor ogen hadden toen ze lid werden van de boekenclub … -
Histoire des États-Unis. De 1492 à nos jours (2018) - Betrand Van Ruymbeke
Een geschiedenis van de Verenigde Staten, van Columbus tot Trump, in één (dik) boek, je moet het maar doen. Vaak zoek ik toegang tot een bepaalde periode in de geschiedenis via het leven en het werk van één persoon, vandaar mijn voorkeur voor biografieën. Maar soms wil een mens eens een groot overzicht lezen waarin samenhangen worden blootgelegd, en dat is wat Van Ruymbeke doet met de geschiedenis van de VS. Het gaat over de politieke ontwikkeling, de grote ‘verovering’ van het Westen, de cultuur, de media, de monopolies, de burgeroorlog, en honderd dingen meer. En het is toch zo verschrikkelijk om te lezen hoe de inheemse ‘Indianen’bevolking zo genadeloos is verdreven en uitgemoord. Ik had onlangs een déjà vu tijdens de lectuur van De reis van de Beagle (1839), waarin Charles Darwin verslag uitbrengt van zijn verkenningen op en rond het Zuid-Amerikaanse continent van 1831 tot 1836. Ook daar en toen bestonden maar drie opties voor de ‘Indianen’: zich plooien naar de dwang van de Europese bezetters, gevangen genomen worden en verkocht worden als slaaf, of gemarteld en uitgemoord worden. -
The Blank Slate: The Modern Denial of Human Nature (2002) – Steven Pinker
Soms voelt een boek aan als ‘thuiskomen’. Ik ben een product van de jaren ’60 en ’70, en daarin werd nogal gemakkelijk verkondigd dat elk kind geboren wordt als een onbeschreven blad, en dat elk kind dus in principe tot het hoogste en beste in staat is, als het maar de juiste stimuli krijgt op school en thuis, in een gezonde omgeving. Daarmee werd voor mij te veel gewicht toegekend aan nurture en veel te weinig aan nature, de aard van de mens als individu en als soort. Pinker had zich ook blijkbaar al lang gestoord aan die ontkenning van een aangeboren menselijke natuur, en schreef er met Het onbeschreven blad een bijzonder toegankelijk boek over. Mede door dat boek raakte ik nog meer gefascineerd door enerzijds de persoonlijkheidspsychologie (hoe zit een individu in elkaar, als product van nature en nurture), en anderzijds de evolutionaire psychologie: welke aspecten van ons denken en voelen, en van ons gedrag zijn terug te voeren op een proces van natuurlijke of seksuele selectie in de voorbije honderdduizenden of zelfs miljoenen jaren? -
Einstein, His Life and Universe (2007) / Einstein, de biografie (2014) – Walter Isaacson
Ik vind de Engelse titel van dit boek zoveel beter dan de Nederlandse, met die mooie ambiguïteit van the Universe, het object van studie van Einstein, en his Universe, de leefwereld van Einstein als (buiten)gewoon mens. Ik was negen in juli 1969, toen Neil Armstrong als eerste mens een voet zette op de maan, en we konden dat live volgen op televisie. Het sprak erg tot mijn verbeelding, en ik houd er een fascinatie voor kosmologie aan over. Vooral het besef dat mensen met een combinatie van observaties en wiskunde modellen bouwen over de structuur en de geschiedenis van het heelal die én bijzonder gedetailleerd verklaren en voorspellen wat er in dat heelal gebeurt én tegelijk ons voorstellingsvermogen eigenlijk te boven gaan. Als ergens de werkelijkheid de verbeelding overtreft, dan wel in de moderne kosmologie. Daarom kies ik uit de vele interessante boeken over het heelal toch graag de biografie van Albert Einstein, al was het maar omdat ze laat zien dat achter alle grote wetenschap grote worstelingen schuilgaan van wetenschappers die dag en nacht in de weer zijn om de bestaande paradigma’s in vraag te stellen en vermetel genoeg zijn om het ondenkbare te denken. -
Juliette of De Voorspoed van de Ondeugd (1797) – Markies De Sade
Donatien Alphonse François de Sade (1740-1814), bekend als Markies de Sade, Frans schrijver, essayist en filosoof, stond – net als Sartre (met La Nauseé) - op de leeslijst van mijn jaar Wijsbeerte (1982-83) aan de Ugent. En terecht, want op zijn manier belichaamt hij het ‘Durf denken’ in dat onwaarschijnlijk turbulente Parijs van eind 18e eeuw. Juliette is een typische erotische roman van De Sade, met een titel die de boodschap al weggeeft: Juliette is amoreel, seksverslaafd en moordzuchtig, maar heeft succes en is gelukkig. Het was voor mij als 23-jarige student een confrontatie met het idee dat alles – ook het ‘ondenkbare’ – gedacht kan worden, en dat het ook nog neergeschreven en gepubliceerd kan worden, tot stichting en/of vermaak van wie het belieft. Het ondenkbare denken en toch publiceren had ik al gezien bij de wetenschappers die voor het eerst durfden te beweren dat de aarde rond was en bovendien rond de zon draaide en niet andersom. Maar het werk van De Sade was anders, omdat hier het ‘ondenkbare’ betrekking had om de moraal, op wat je met mensen doet, nietsontziend, puur voor je eigen genot. Juliette verbaasde mij ook door de op het eerste gezicht bizarre afwisseling tussen gewelddadige pornografische scènes en lange verhandelingen over filosofische onderwerpen. Dat laatste is altijd een goed excuus om het boek te gaan lezen … -
Hans Fallada. Biografie (2015) – Anne Folkertsma
Ik kies alweer voor een biografie, deze keer over de Duitse schrijver Hans Fallada (pseudoniem van Rudolf Wilhelm Friedrich Ditzen, 1893-1947), omdat ik vrijwel alles heb gelezen wat de man heeft geschreven, soms in Engelse vertaling omdat nog niet al zijn werk in het Nederlands vertaald is. Fallada werd in 1932 beroemd met de roman Wat nu, kleine man?, en die titel zegt veel. Fallada is begaan met het lot van de gewone man en vrouw in een Duitsland dat in het interbellum van crisis naar crisis sukkelt en vervolgens onherroepelijk ten prooi valt aan de lokroep van het nationaal-socialisme. Fallada leefde om te schrijven, en door te schrijven, want zoals zijn biografe het zegt: Niemand wist zich keer op keer zo door het schrijven uit de diepste vertwijfeling en alcohol- en morfineverslaving te redden als hij. Veel van zijn werk is postuum verschenen, zoals het navrante Der Trinker (1950); niemand beter dan Fallada had – uit eigen ervaring – kunnen beschrijven wat voor verschrikkelijks drank met een mens doet. En dan is er Jeder stirbt für sich allein (1947), over een Berlijns echtpaar van gewone kleine mensen, die zich op hun manier verzetten tegen de terreur van het Naziregime. In onze lijst van slechtst vertaalde titels ooit, kwam dit boek met stip binnen: het verscheen in 2010 als Alleen in Berlijn, alsof het om een banaal stationsromannetje gaat.