De boeken van Eric Vanhaute
Een leven tussen, van, voor boeken? Wat zal het zijn? Maakt het wat uit? Zijn er straks nog boeken? Lezen we die nog? Wat lazen we? (En, wat lezen de studenten vandaag nog?).
Teveel vragen. Maar toch, hier is een lijstje van 21 boeken die me om heel diverse redenen zijn bijgebleven. Lijstjes zijn lijstjes en dus meestal vervelend. En confronterend, want dit gaat over het verleden, en dat betekent dat er genoeg verleden is om over na te denken.
Het is een mentale terugreis geworden, een chronologie van mezelf in een veranderende tijd. Zo werd het toch een avontuur, een zoektocht in de eigen kasten, een graaftocht in het eigen geheugen, een trip down memory lane. De historicus van het grote leven wordt even een chroniqueur van de eigen geschiedenis.
(de jaartallen bij de titels verwijzen naar mijn eerste contact met het boek, in een chronologische orde)
- Vlaamse Filmkens (midden jaren 1960)
Mijn vader was dorpsonderwijzer in mijn geboorteplek Wortel. Daarnaast beheerde hij ook de piepkleine gemeentelijke bibliotheek in de oude lagere school. Hier kon ik onbeperkt putten uit de enorme stapel Vlaamse Filmkens (later: Vlaamse Filmpjes), verzameld in enkele kartonnen dozen strategisch geplaatst voor de kasten met boeken waaruit we absoluut niet mochten kiezen. Decennia lang publiceerde de uitgeverij Averbode elke week een nieuw verhaal. Het is een boutade dat de Vlaamse jeugd leerde lezen met deze piepkleine boekjes, immer 32 bladzijden dik. Dat klopt zeker voor mij, ik en mijn vrienden verslonden ze met stapels. De verhalen deden ons wegdromen naar de meest vreemde oorden en bizarre tijden, van historische verhalen tot wat we nu fantasy noemen, van griezelverhalen tot detectives. De verbeelding aan de macht! - Nieuwe Geïllustreerde Wereldgeschiedenis, Deel 1 (1966-1970)
Ik moet zeven of acht jaar oud geweest zijn toen mijn ouders mij het eerste deel van de Nieuwe Geïllustreerde Wereldgeschiedenis cadeau gaven. Hoe konden ze weten…? Vier jaren lang, telkens op mijn verjaardag en tijdens de vroege ochtend van Sinterklaas, verzamelde ik de acht delen, die ik, naar hun staat te zien, heb verslonden. Ik had geen fictie nodig om te fantaseren over verre en vreemde werelden, onze eigen geschiedenis is al avontuurlijk genoeg. ‘Ieder van ons is deel van de geschiedenis’ staat bij het voorwoord van deel 1. Dit is sindsdien een lijfspreuk gebleven. - Jan Cremer, Ik Jan Cremer (1975)
In 1964 en 1966 verschenen de twee oorspronkelijke delen van Ik Jan Cremer, ‘de onverbiddelijke bestseller’ die meteen de status kregen van schandaalroman. Ik las het eerste deel, naar zeggen van W.F. Hermans ‘een bandeloze ontploffing’, midden de jaren 1970. In mijn herinnering nam ik het boek, goed ingekaft, mee tijdens de zaterdagavondmis in de zijbeuk van de Wortelse kerk. Het waren weergaloos boeiende tijden, persoonlijk en maatschappelijk. Ontvoogding en ontkerkelijking bereikten nu ook de kleine dorpen. De haren groeiden, de broekspijpen werden breder en Jan Cremer ging mee in de kerk. Of was het toch Jan Wolkers’ Turks Fruit, of Boontje’s Mieke Maaike? Dat geheugen toch. - Colin Fletcher, The Man Who Walked Through Time (1977)
In 1977 trok ik met nogal wat wrok en recalcitrantie de deur van het Hoogstraatse Klein Seminarie achter me dicht. Ik besliste een tussenjaar te nemen, en vertrok met mijn toenmalig lief en huidige vrouw Jaan naar Canada en de Verenigde Staten. Terwijl we met rugzak en tent afdaalden in de Grand Canyon lazen we het relaas van Colin Fletcher over een lange en avontuurlijke tocht doorheen de Canyon. In The Man Who Walked Through Time wordt het wandelen door de Canyon verteld als het wandeling doorheen de tijd. Dit is een machtige metafoor die me leerde dat je de tijd kan lezen doorheen gesteentes en landschappen, niet alleen door te lezen, maar ook door te kijken. - Walter Prevenier, Een Overzicht van de Geschiedkundige Kritiek (1978)
Dat ik me in mijn studentenjaren zou storten op het verleden wist ik al lang, als archeoloog of als historicus. Na de eerste les Historische Kritiek van Walter Prevenier stond het helemaal vast, het zou geschiedenis worden. De inspirerende lessen en het wat saaie, maar zo te zien omstandig geannoteerde handboek leerden me wat geschiedenis studeren, en vooral, geschiedenis maken kan betekenen. Ik vond de vakken uit de eerste jaren, hoewel heel traditioneel gegeven, ongemeen boeiend. Prevenier, Van Eenoo, Verhulst, zelfs Brulez, De Laet en Devreker, ik probeerde geen les te missen. En dan waren er de praktijkgerichte ‘oefeningen’ van Vandenbroeke, Soly en De Belder. Wat een boeiende jaren! - M.A.G. Van Meerhaeghe, Economie. Een Kritisch Handboek (1978)
Student zijn staat voor lering, ijver, inzet, maar ook voor twijfel, bevraging en kritiek. Samen met een groep jaargenoten bliezen we de SoWeGe – Sociale Werkgroep Geschiedenis nieuw leven in. We discussieerden tot diep in de nacht, we voerder actie ‘tegen de 10.000’ (Belgische Frank inschrijvingsgeld) en publiceerden het gestencilde tijdschrift De Bokkerijder. Tevens gingen we op de barricades tegen het plichtvak in het eerste jaar ‘Inleiding in de Economie’, gedoceerd door de controversiële econoom Marcel (M.A.G.) Van Meerhaeghe. Na voortdurend studentenprotest, met onder meer de verbranding van een levensgroot exemplaar van het handboek (getiteld: Economie. Een kritisch Handboek*) voor het rectoraat, werd het vak uit het programma geschrapt. Al met al toch een twijfelachtige verwezenlijking, in terugblik.
*In mijn exemplaar uit 1978 is het woord Kritisch met potlood fijntjes doorstreept. - Leo Pleysier, De Weg naar Kralingen (1981)
“Je gaat toch over je eigen mensen schrijven?” Met die tamelijk dwingende boodschap van mijn grootmoeder en Wortelse boerin vertrok ik naar Gent. Maar, hoe schrijf je over ‘je eigen mensen’, wie zijn dat, en wat maakt hen even interessant als, zeg maar, de stakende industriearbeider uit Gent? Het literaire werk van Leo Pleysier, een jonge schrijver uit mijn streek, overtuigde me dat het kan. In De Weg naar Kralingen schreef hij over zijn eigen boerenafkomst, met inleving maar ook met afkeer. Inleving met de armoede en de schamelheid, afkeer tegen de brute omgang met dieren en de sociale lijdzaamheid. Voor verkneutering en pittoreske gezapigheid is geen plaats: “Schrijven naar een soort mensen toe die als schimmen ooit door dit landschap hebben gedwaald (…) Er is weinig tastbaars dat ons nog herinnert aan hen, hun geschiedenis blijkt barsten en leemtes te vertonen die noot meer bevredigend zijn opgevuld.” - John Berger, Pig Earth (1982)
Tijdens mijn studies over de dorpen van mijn jeugd las ik John Berger’s fenomenale trilogie Into Their Labours, met Pig Earth als het opener. De boeken verhalen over de mentale en fysieke reis van een boerenleven in de Alpen naar de metropool. Indringend en empathisch, maar zonder nostalgie legt John Berger in deze reis de veranderende wereld vast, en vooral dan in de verbindingen met het land, de tijd, het leven en de liefde. Nu begrijp ik beter dan ooit wat hij bedoelde met: ‘My writing about peasants separates me from them and brings me close to them.” Het verdwijnen van de vroegere boerenwereld zet alle maatschappelijke verhoudingen op zijn kop. Dit is wat ik intuïtief ook wilde vertellen, het academische jargon doorspekt met tabellen en bronverwijzingen maakte me dat niet gemakkelijk. - Karl Marx, De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte (1983)
Marx lezen en bediscussiëren was nog geen exotische bezigheid aan de Gentse universiteit in het begin van de jaren 1980. De Gentse historische school was sterk beïnvloed door het structuralisme en de nieuwe sociale geschiedenis van de Franse Annales school zoals aangestuurd door Lucien Febvre, Marc Bloch en later Fernand Braudel. Samen met Helmut Gaus lazen we een meer toegankelijke studie van Marx, De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte, een voorbeeld van een grondige maatschappelijke analyse van een (voor Marx) eigentijdse gebeurtenis met behulp van de wetenschappelijke, marxistische toolbox. Dit beroemd gezegde uit de eerste bladzijde werd de lijfspreuk van vele generaties Gentse historici: “De mensen maken hun eigen geschiedenis, maar zij maken die niet uit vrije wil…”. - Catharina Lis en Hugo Soly, Armoede en Kapitalisme in Pre-Industrieel Europa (1984)
Samen met Jos De Belder was Hugo Soly mijn belangrijkste academische mentor in mijn vormingsjaren. In 1979 publiceerde hij samen met Catharina (Rina) Lis Armoede en Kapitalisme in Pre-Industrieel Europa (in 1980 vertaald uit het Engels). De betekenis van het boek werd me pas echt duidelijk na mijn afstuderen, bij het begin van mijn doctoraatstraject. Naast de noodzaak aan diepgaande maatschappelijke analyse en fundamentele maatschappijkritiek, leerde het boek me dat geschiedenis ook kan worden verteld ‘van onderuit’, met oog en oor voor de verliezers, de verschoppelingen, voor de stem van zij die er geen hebben. Deze benadering heb ik geprobeerd de mijne te maken. - Edgar Reitz, Heimat. Eine Chronik in Bildern (1985)
In 1984/85 zag ik de eerste reeks van wat uiteindelijk de Heimat-trilogie zou worden (met later een bioscoopfilm als soort proloog). Op basis van de eerste reeks publiceerde de Duitse regisseur Edgar Reitz dit boek. Heimat is een magistraal epos over de veranderingen in een klein dorp in de Duitse Hunsrück midden de kantelende wereld van de 20ste eeuw. De serie toont hoe grote geschiedenis kan geschreven worden vanuit het perspectief van een klein dorp, maar ook, hoe die geschiedenis vaak bijna geruisloos het dagelijks leven passeert. Het eerste hoofdstuk in het boek heet dan ook ‘Sichtbares und Unsichtbares”. Een kleinschalige maar monumentale sociale geschiedenis via het beeld. - Immanuel Wallerstein, The Modern World-System I; Giovanni Arrighi, The Long Twentieth Century. Money, Power and the Origins of Our Times (1990/1994)
Na de verdediging van mijn doctoraat over de Kempische boeren bleef ik een tijd zoekend achter. Welke ruimere betekenis kan het micro-onderzoek waar ik me jaren mee heb bezig gehouden hebben? Geheel toevallig stootte in boekhandel De Slegte op de Nederlandse vertaling van Immanuel Wallerstein’s inleidend boekje Historical Capitalism. Een jaar later verbleef ik met een Fullbright beurs als visiting fellow aan het Fernand Braudel Center in Binghamton, New York. Hier las ik de werken van de sociologen Wallerstein en Giovanni Arrighi. Deze boeken deden me nieuwe werelden zien, met andere perspectieven en verschillende vraagstukken. Wereldsysteem analyse verbreedde voorgoed mijn academisch referentiekader. In de jaren 1990 richtte ik met enkele collega’s aan de UGent een WSA onderzoeksgroep op en samen doceerden we een erg succesvol keuzevak. We verwelkomden Wallerstein en Arrighi meermaals. - Fernand Braudel, Afterthoughts on Material Civilization and Capitalism (1991)
Via Wallerstein en Arrighi kwam ik terug terecht bij Fernand Braudel, de grote historicus van de ‘histoire total’, de interdisciplinariteit en de lange-termijn. Voor mij was hij toch in de eerste plaats de historicus van het ‘materiële leven’, van de boeren, de ambachtslui, de ‘kleine lieden’: “What did people eat? What did they drink? How did they dress? What were there houses like?”, vragen die hij ongerijmd noemde, maar wel essentieel. Het genie van Braudel’s werk was hoe hij deze dagdagelijkse geschiedenis kon verbinden met de grootschaligste aller revoluties, deze van het kapitalisme als wereld-systeem. - Leo Vanhaute en Eric Vanhaute, 75 jaar Voetbal in Wortel. 50 Jaar VNA (1993)
In 1993 schrijven mijn vader en ik een lichtvoetige geschiedenis van de Wortelse voetbalclub VNA – Vermaak Na Arbeid. Deze korte trip naar de eigen wortels heeft het vlammetje van de lokale geschiedenis brandende gehouden. Persoonlijke getuigenissen, verrassende verhalen, foto’s en knipsels uit de onderste lades, de lokale gazet, het was allemaal zeer inspirerend. Ooit ga ik terug naar mijn eigen basis, daar heb ik nooit aan getwijfeld. - Stephen Jay Gould, Wonderful Life. The Burgess Shale and the Nature of History (1995)
In mijn zoektocht naar het bredere perspectief en het grotere verhaal leerde ik het werk kennen van de Amerikaanse paleontoloog en evolutiebioloog Stephen Jay Gould. Zijn boeken over de ontwikkeling van leven op onze planeet vertellen over de cruciale rol van contingentie en toeval: “The history of life is a story of massive removal followed by differentiation within a few surviving stocks, not the conventional tale of steadily increasing excellence, complexity, and diversity”. De mens als een ‘schitterend ongeluk’, naar de legendarische interviewreeks van Wim Kayser uit 1993 met ondermeer S.J. Gould, Oliver Sacks and Daniel C. Dennett. Gould’s boek over de Burgess Shale was voor mij een in alle opzichten verbazende leeservaring. Het vertelt over de gevolgen van de Cambrian Explosion, de snelle en onverwachte diversificatie van voor ons bijzonder vreemde levensvormen zo’n 500 miljoen jaren terug. We zijn geen voorbestemde uitkomst van de evolutie, hoogstens een ‘schitterend ongeluk’. - Guido Van Meir, Terug naar Oosterdonk. Of het Verloren Dorp van Pietje de Leugenaar (1997)
In 1997 zendt de VRT de prachtige dramaserie Terug naar Oosterdonk uit, in regie van Frank Van Passel en naar een scenario van Guido Van Meir. Tijdens een begrafenis en een uitvaart in het havencafé Spek en Eieren komt het verhaal naar boven van de teloorgang van het fictieve Vlaamse polderdorp Oosterdonk, van zijn mensen en van zijn ziel: “Oosterdonk was dood; de wereld was groot”. Het verhaal gaat ook over herinnering, verlangen en verlies; over de stille revolutie op het platteland, zoals ook indringend is beschreven door Geert Mak in Hoe God Verdween uit Jorwerd. Je kan nooit terug naar het dorp van je kinderjaren. Het dorp is er nog, maar het kind is weg. - Eric R. Wolf, Peasants (1999)
De antropoloog Eric Wolf publiceerde in 1966 een klein maar heel invloedrijk boek met de even eenvoudige als eenduidige titel Peasants. Het klassieke debat over ‘peasant transformation’ kreeg met het herlezen van de werken van Wolf voor mij een diepere invulling. Het verleden staat niet noodzakelijk tegenover het heden, lineaire interpretaties over het verdwijnen van de boerensamenlevingen zoals we die millennia lang hebben gekend zijn te eenvoudig, en vaak geheel fout. “I have attempted to show that the peasant world is not amorphous, but an ordered world (…) Invisible from the commanding heights of the social order, they nevertheless form an infrastructure of society that cannot be wished away by willing (…) Persistence, like change, is not a cause – it is an effect.” - Cormac Ó Gráda, Richard Paping and Eric Vanhaute, When the Potato Failed. Causes and Effects of the Last European Subsistence Crisis, 1845-1850 (2007)
In 1995 startte mijn Gentse collega Erik Thoen met het internationale samenwerkingsverband CORN. CORN staat voor Comparative Rural History of the North Sea Area en bestond uit een twintigtal onderzoeksgroepen uit Noordwest-Europa. Het centrale doel was het bestuderen van lange termijn ontwikkelingen van rurale samenlevingen in het Noordzeegebied van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw, en dit met een vergelijkende en multidisciplinaire blik. Het CORN boek over de plattelandscrisis van het midden van de 19de eeuw dat ik samen met Cormac Ó Gráda en Richard Paping samenstelde, is een heel geslaagd voorbeeld van de waarde van collectief en vergelijkend onderzoek naar rurale samenlevingen vanuit een regionaal perspectief. - Jason W. Moore, Capitalism in the Web of Life. Ecology and the Accumulation of Capital (2015)
Wanneer ik in het begin van de jaren 2000 Jason Moore leerde kennen als een van de discipelen van Immanuel Wallerstein en Giovanni Arrighi, was dit voor mij ook de start van een mateloos boeiende verkenning van het begrip ‘world ecology’. Wereldgeschiedenis is ook, en misschien vooral een ecologische geschiedenis, zoals we al konden leren van William McNeill, Alfred Crosby, Jared Diamond, Edward Barbier, Simon Lewis en Mark Maslin en anderen. Moore’s werk en vooral Capitalism in the Web of Life leerde mij dat maatschappelijke systemen, en kapitalisme in het bijzonder, niet alleen wereld-economieën, maar tevens wereld-ecologieën zijn. Menselijke organisaties bestaan dank zij de herordening van het ‘web van het leven’, van de menselijke en de niet-menselijke natuur. Deze verbreding van de onderzoeksfocus integreert mens en zijn omgeving, en verlegt ook de blik naar zones van menselijke actie aan de uiteinden van maatschappelijke systemen. Dit zijn de frontiers, cruciale zones en actoren van creatie, verzet en exploitatie in de vorming van de wereld van vandaag. - Eric Vanhaute, Van Heiboeren naar Peasants in World History (1992/2021)
De publicatie van Heiboeren (Bevolking, Arbeid en Inkomen in de 19de eeuwse Kempen) in 1992, de boekversie van mijn doctoraatsonderzoek verdedigd in 1989, was een eindpunt van een wetenschappelijk traject, maar ook een keerpunt. Micro-onderzoek met een kwantitatieve en structuralistische lens maakte plaats voor ruimere en meer verscheiden benaderingen. De boeren liet ik echter nooit los. Met Peasants in World History uit 2021 koppel ik het verhaal van rurale gemeenschappen vanuit een perspectief van onderuit aan meer overkoepelende, wereldwijde, tijdsoverspannende inzichten. Alleen zo kan ik het verleden zichtbaar maken binnen vraagstukken over vandaag en morgen. Op de omslag van Heiboeren zien we het schilderij van Mark Chagall Ik en Het Dorp (1911) waarin hij zijn herinneringen aan zijn geboortedorp in wat nu Wit-Rusland is evoceert. De foto op de cover van Peasants in World History laat een werkster van het land in de Andes zien tijdens de oogst van de inheemse aardappel. - Juan Gómez Bárcena, Het Dorp van de Herinneringen (2024)
In deze roman van 2023 vertelt de Spaanse schrijver Juan Gómez Bárcena over het gehucht uit zijn jeugdherinneringen. Het boek is het verhaal van een minuscuul oord dat heen en weer springt doorheen de tijd, van grote naar kleine gebeurtenissen, een duizelingwekkende mozaïek van gebeurtenissen, mensen, dieren, gebouwen en landschappen. Zoals we lezen op omslag “De geschiedenis van de wereld speelt zich af in een klein dorp”. Kan de geschiedenis van een plek de geschiedenis van de wereld vertellen?