Vóór Paul Buschmann in UGent werkte, hebben we vaak samen vergaderd in VOWB (Vlaams Overlegorgaan voor Wetenschappelijke Bibliotheken) en wellicht in nog andere verenigingen waar hogescholen en universiteiten samen kwamen. Toen hij zich kandidaat stelde als faculteitsbibliothecaris voor Letteren en Wijsbegeerte, kenden we hem dus al een beetje en wisten we dat het goed kwam met de bibliotheek waar Saskia Scheltjens zoveel voorbereidend werk deed. Paul is mij altijd opgevallen door zijn originaliteit en virtuose taal. Wie komt nu op het idee om planten van studenten op te vangen tijdens de vakanties? En wie denkt aan 21 boeken om je leven op een rijtje te zetten. Ik kan je verzekeren dat het je doet nadenken en dat je keuzes moet maken, maar je ook doet glimlachen en dromen.
Loekie Hoogwaard. Marianne Jurgens, 1948 Ik groeide op met twee (veel) oudere zussen die met elkaar wedijverden om mij zeer vroeg te leren lezen. We lazen “Mijn eerste woordenboek in kleuren”, veel sprookjes en de geïllustreerde Larousse, waar ik het vooral bij de prentjes hield. De stadsbibliotheek was no go, want dan verloor vooral één van mijn zussen de controle op wat ik las. Boeken werden enkel gekocht. Op zolder stond een afgesloten koffer met romannetjes waarover mijn moeder waakte. Op een dag haalde ze daar Loekie Hoogwaard (1944) van Marianne Jurgens uit, pseudoniem van Johanna Jacoba Quakernaat-Hilverda. Die titel zegt wellicht niemand iets, maar voor mij ging er een wereld open. Een stukje Nederland, sporen van de voorbije oorlog maar vooral een jong meisje dat timmerde en verfde en meubeltjes opknapte. Het boek was ook een geheime boodschap van mijn stille moeder van wie ik ooit een gereedschapskistje had gekregen en die mij leerde hout verzagen en nagels recht kloppen en stopcontacten en lampenkapjes herstellen. Want, zei ze : in plaats van op een man te wachten om het te doen, leer je het beter zelf doen.
Jane Eyre. Charlotte Brontë, 1847 Nog een boek uit mijn moeders afgesloten koffer. En weer een nieuw stuk wereld. Het ruige Engeland. Ik bleef het herlezen met de zaklamp onder de lakens en onderhandelde met mijn (ook veel oudere) broer voor telkens weer nieuwe batterijen. Wat mij onverdiend eindeloos veel klussen bezorgde. De personages, de interieurs, de landschappen, de verliefdheid, de angst, het onrecht, het verzet, de twijfels en raadsels èn het happy end uit Jane Eyre, zitten voor goed onderhuids. Zeker ook dank zij de fantastische cursus die Marysa Demoor er over gaf in de speciale licentie Literatuurwetenschappen. Als Michiel mij 50 jaar later naar Top Withens in Stanbury brengt - Heathcliffs huis in Wuthering Hights- in wat nu als de Brontës Moors wordt aangeduid, voelt alles daar als thuis maar brengt ook een onverwachte tristesse en angst met zich mee.
Kuifje, De zaak Zonnebloem. Hergé, 1956 In de jaren 60 groeide je op met Kuifje. Mijn oudere broer had de hele verzameling die ik bleef herlezen. Toen ik twintig jaar geleden op een bus zat tussen Budapest en Debrecen, waar de velden links en rechts van de weg onwerkelijk groot zijn, zag ik in de verte een knalgele oldtimer en een blauw/wit sportvliegtuigje in een veld staan. Francis en ik reageerden bijna paniekerig met “Zonnebloem!" Ooit kwam Alain Resnais naar Gent om filmlocaties te zoeken voor Jean Rays Harry Dickson. De film kwam er niet door te weinig budget voor de 70 mm opnames. Resnais wou de personages “van hoofd tot en met voeten in beeld, net zoals Hergés in Kuifje” Daar had ik nooit eerder bij stilgestaan. En ja, Hergés wereld is die van de blanke man. Maar laat ons die alsjeblief duiden en niet censureren.
De Klaane Prins. Antoine de Saint-Exupéry,1943 - vertaling Eddy Levis, 2020 Magda Wulteputte was lerares Frans in de humaniora van de Onze Lieve Vrouw Presentatie in Lokeren. Ze was streng en afstandelijk en ik was onwennig in haar lessen. 50 jaar later moet ik toegeven dat wat zij ons aanleerde, blijvend is. Georges Brassens, Françoise Hardy, Le Petit Prince. Vooral de dialogen met de vos vergeet je nooit meer. Eddy Levis, prezedent van de Gentse sosseteit (A-politieke verîenegijnge veur de promose en d' instandhêwdijnge van 't Gents dialect) vertaalde verschillende klassiekers in het Gents: Kuifke, De biezjoes van Bianca Castafiori, Beatrix Potters “'t Verhoal van Piet Konijn”, Reinoart de Vos en de Klaane Prins. De Klaane Prins is een must voor wie iets met Gent heeft. Neem nu deze zin: “Haa gijngd in 't gês goan liggen en haa schriemdege”. Dan wil je toch verder lezen?
Den lustfyllda vardagen, Hos Larssons i Sundborn, Lena Rydin, 1992 In dezelfde nonnenschool gaf Channah Cools in 1970 een interim Engels/Duits/Nederlands. Ze was fascinerend en verfrissend. Ze bracht ons Baron von Munchausen en sleurde een kleine platenspeler de klas in om naar Bob Dylan te luisteren wat “Soeur Marie Ignace” alsmaar ongeruster maakte. Kort na haar passage verhuisde Channah naar Noorwegen en een paar jaar later nam ze mij een eerste keer, putje winter, mee naar Oslo, haalde ze mij letterlijk van onder de Lokerse kerktoren en trok mij Scandinavië binnen, iets wat je nooit meer loslaat. In de Germaanse kreeg ik pas in de eerste licentie één uur Noors, de charismatische Alex Bolckmans was mijn privé prof omdat niemand anders geïnteresseerd was, en hij stuurde mij een zomer naar Bergen en een jaar naar Oslo, waar ik verslaafd geraakte aan de luchten, de taal, de literatuur, de huizen, de sauna, maar nooit aan de sneeuw en de donkerte. Dit boek was ooit Channahs kerstcadeau. Larsson is Zweeds, maar doet niet minder dromen.
Kristin Lavransdatter. Sigrid Undsett, 1922 In Oslo volgde ik in 1978-79 Noorse taalkunde, literatuur, fonetiek en cultuur. Een opleiding die specifiek voor buitenlandse studenten was ingericht. De meesten hadden Noorse roots en dus een grote voorsprong en ik een grote achterstand. Het was vlug duidelijk dat Noorse vrienden maken niet zo eenvoudig was. De Jeg for seg zoals Ibsen dat zo mooi noemt (elk voor zich) is echt een feit. Ik trok toen vooral op met de Chinese Kit-Fai Tsui, de vrouw van de Noorse filosoof Arne Naess, die net van Hong Kong naar Oslo was verhuisd. Op het einde van mijn Noorse jaar bleek mijn fonetica niet zo goed en de jury vond het bijzonder vreemd dat ik Noors sprak met een duidelijk Chinees accent. Kristin Lavransdatter was de eerste kanjer die ik in het Noors las. Het volgt het leven van een boerendochter met alle emoties die het leven geven kan, en het middeleeuwse Noorwegen wordt zo precies beschreven dat het verrijkt zelfs na al die jaren.
Min Kamp. Karl Ove Knausgård, 2009 Om Scandinavië in dit rijtje af te sluiten, de wondere Knausgård. Ik lees niet veel meer en dat heeft niet met “zin in“ te maken, maar met tijd. De dagen zijn voorbij als ze nog maar net begonnen zijn en ik besef dat ik nooit alles zal kunnen lezen wat ik wil. Toen ik aan Knausgårds Min Kamp begon, moest plots alles wijken door het verslavende van de herkenbaarheid en zijn zo leesbare taal. Alexia Leysen portretteerde 50 Knausgård-lezers in The Hasselblad series en regisseerde Valentijn Dhaenens in KNAUS. Ik ben duidelijk niet alleen voor hem gevallen.
Virginie Lovelings oorlogsdagboek [1914-1918] Tijdens de eerste wereldoorlog was Gent een bezette stad. Virginie Loveling, toen 78, woonde aan het Citadelpark en deed wat niet mocht: bijna dagelijks een verslag neerschrijven over het stadsleven op kleine velletjes geruit papier die ze in een pakketje met zwarte draad samen naaide en overal in huis verstopte. In 1925 kwamen haar notities naar de bibliotheek. Gefinancierd door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren gaf ik in 1999 een eerste teksteditie uit samen met Ludo Stynen, Bert Van Raemdonck, Isabel Vanzieleghem en Bart Van Lierde. Meteen was er ook een grote droom van Professor Antonin Van Elslander vervuld. We dachten toen dat er maar weinig interesse voor zou zijn maar Meulenhoff/Manteau gaf een bewerkte versie uit in 2005 en de Bezige Bij een derde in 2013. Bij elk contract was onze voorwaarde dat de integrale tekst van het dagboek vrij toegankelijk online bleef.
Verlangen naar Frankrijk. Michiel Hendryckx, 2017 Toen Michiel zo een elf jaar geleden in mijn leven stapte, was dit boek al aan het groeien. Ik heb vaak het ongelofelijk privilege gehad om mee op fotoreportage te gaan en telkens weer ben ik verbaasd over wat hij ziet en ik maar zie. Ik leerde het geduld van een fotograaf kennen die wacht op het juiste licht,“entre chien et loup”, zijn fascinatie voor de vroege ochtenden en het belang van het weerbericht. Het Frankrijkboek ging samen met een al even imponerende tentoonstelling in de Sint Baafsabdij in 2017 en een aantal van de foto’s die daar te zien waren, hangen vandaag verspreid in de faculteitsbibliotheek Letteren en wijsbegeerte. Het was moeilijk om één beeld uit het boek te kiezen, het werd Claus Sluters Mozesput in Dijon. Michiel schrijft dit er over:
“Ik sta hier voor de tiende of elfde keer aan hun voeten en weer loopt mijn gemoed vol. Weinig kunst is zo aangrijpend. Zonder ogenschijnlijk drama is het gewoon het levensechte, het alledaagse dat ontroert. De hyperrealistische details. De gesp aan de riem van Mozes. Zijn handen. De foto toont slechts een fragment. De dronken virtuositeit waarmee Sluter de draperingen laat uitdeinen. Rechts de mantel van koning David die achteloos zijn harp verbergt.”
Another History of Art – 2.500 jaar Europese kunstgeschiedenis. Koenraad Jonckheere, 2020 In de loop der jaren, had ik wel tien verschillende kantoren in de Boekentoren, maar de fijnste werkplek was de zitkamer van de vroegere portierswoning op de hoek van de Sint Hubertusstraat. Niet enkel om het gebogen raam maar ook voor de toevallige passanten. Eén van de trouwe bezoekers was Koenraad Jonckheere die mij vaak nieuwsgierig maakte naar publicaties en tentoonstellingen. Hij wees ook studenten en onderzoekers de weg naar de Bijzondere Collecties van de Boekentoren. Ondermeer Noam Andrews die samen met studenten in 2019 houtsneden en gravures van en naar Albrecht Dürer (1471-1528) toonde in het Van den Hove paviljoen. De prenten waren in de 19e eeuw geschonken door de Belgische schilder en verzamelaar Adolf Pieter Sunaert, nooit meer boven gehaald en vergeten. Toen Koenraads boek verscheen, was ik één van de eersten die in de boekenwinkel stond. 'Kunst is niet wat het is, het is wat het wordt’. Dat blijft bij.
De Centrale Bibliotheek en het voormalig Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde van de Universiteit Gent, architect Henry van de Velde : preliminaire studie, Project2. 2003 Op 26 oktober 2002 verkocht Henri Godts de archieven van de Boekentoren aan André Singer, toen CEO van Project2, een projectontwikkelaar. Nieuwsgierig naar het voor hem op papier zo zuivere gebouw bezocht hij de toren in april 2003. Boos om de lamentabele toestand van het gebouw besliste Singer meteen om een studie te financieren over wat er fout was gegaan, wat moest gerestaureerd worden en hoeveel dat zou kosten. Zeven maanden later lag die studie er en had de Boekentoren in de daaropvolgende jaren het geluk dat de juiste mensen op de juiste plaats zaten om de nodige beslissingen te nemen: rector André De Leenheer, minister Fientje Moerman, vice-rector Luc Moens en al wie vanuit haar of zijn functie intern of extern het hele restauratieproject in de juiste richting stuurde. Maar zonder die ene, stevige duw van André Singer was er nooit een restauratie geweest.
Recollecting landscapes : herfotografie, geheugen en transformatie : 1904-1980-2004 . Pieter Uyttenhove, Dries Vanbelleghem, Ive Van Bouwel e. a.; Jean Massart, Georges Charlier, Jan Kempenaers. Gent, 2006 Tussen 2004 en 2009 (en ook later) werkten we in de Boekentoren aan de Architectuurfocus waarmee we een brug probeerden te slaan tussen de digitale en de bewaarbibliotheek. We werkten daarvoor intens samen met de vakgroep Architectuur en Stedenbouw en in het bijzonder met Pieter Uyttenhove. Het resulteerde in boeken, tentoonstellingen en kunstprojecten die de Boekentoren zichtbaar maakten. Recollecting Landscapes maakte daar deel van uit. Drie fotografen herfotografeerden het zelfde landschap vanuit dezelfde kijkhoek. Jean Massart tussen 1904 en 1911, Georges Charlier in 1980 en Jan Kempenaers in 2004. De bibliotheek leerde digitaliseren, de onderzoekers kregen uniek materiaal. De tentoonstelling in het S.M.A.K. en de website kregen meer bezoekers en visibiliteit dan we ooit hadden verwacht. De ideale formule was elkeen te laten doen waar hij/zij het best in is: de bibliotheek in digitaliseren, restaureren en ter beschikking stellen. De onderzoekers in content geven en studenten enthousiasmeren, het museum in perfect tonen en toegankelijk zijn.
Torens van boeken : Universiteitsbibliotheek Gent 1797-2020. Ruben Mantels, 2020 Jaloers op wat andere universiteiten aanboden als historische achtergrond over collecties, gebouw en bibliotheek, zochten we een schrijver om ons verhaal te vertellen. Die nadruk op “schrijver” bleek niet zo een goed idee. We staken van wal met Benno Barnard die het al snel duidelijk maakte dat het grondig onderzoek dat er aan vooraf zou gaan voor hem echt een brug te ver was. De witte merel die we zochten, bleek te bestaan. Ruben Mantels startte zijn onderzoek in 2014 en werd alsmaar enthousiaster. De leescommissie (*) keek uit naar elk nieuw hoofdstuk met verrassende feiten en beelden. Zijn vlotte stijl, vaak met tongue in cheek zorgde voor nog meer leesplezier. En eindelijk kregen figuren als Herbert van de Sompel, Pat Hochstenbach en André Singer hun terechte plaats in de bibliotheekgeschiedenis. (* Wout De Vuyst, Hendrik Defoort, Pierre Delsaerdt, Saskia Scheltjens, Paul Schneiders, Veerle Van Conkelberge, Sylvia Van Peteghem)
Geschichte meines Lebens. Henry van de Velde, Hans Curjel, 1962 Duits is niet meteen mijn vlotste taal, maar toch verdwijnt de barrière als ik Van de Veldes biografie lees. Jarenlang heeft hij zelf nota’s genomen, zich bewust van de tragiek van zijn leven. Hans Curjel heeft met de hulp van zijn dochter Nele en veel kennissen, dit meeslepende verhaal opgeschreven. Hij tekende Van de Velde zoals hij wellicht was: zelfbewust door de grote waardering voor zijn werk van vaak ongekende schoonheid, bescheiden, optimistisch, vechtend maar kwetsbaar. De bouw van de Boekentoren heeft hem niet meteen gelukkig gemaakt, een verhaal dat nog moet geschreven worden door Ruben Mantels die werkt aan zijn Belgische biografie.
200 jaar UGent in 200 objecten. Patrick De Rynck, Ann-Sofie Dekeyser, Agnes Goyvaerts, Petra Gunst, Ruben Mantels, Pascal Verbeken. Projectcoördinatie Sylvia Van Peteghem; fotografie: Benn Deceuninck, Michiel Hendryckx, Geert Roels, 2017 De universiteit wou een boek met 200 objecten en hun verhaal voor haar 200ste verjaardag.. De zoektocht naar die stukken was verrassend en de grootste schat was wel de ontdekking van de kudde plaasteren paarden en koeien in de faculteit Diergeneeskunde. De meeste werden ontworpen door Max Landsberg (1050-1906). Zoals meer lesmaterialen dienden die na de oorlog als herstelbetaling, wat ook het geval was met de Brendel-bloemmodellen gemaakt van hout en papier-maché. Wie ze nu in al hun glorie wil bewonderen kan dat (naast nog veel meer) in het GUM (Gents Universitair Museum). Het boek kreeg ongepland een zusje. Bart Verschaffel had het schitterend idee om een scheurkalender te maken met zowel het voorwerp als de ingekorte tekst. Elk personeelslid van de universiteit kreeg een exemplaar voor de 200 dagen tussen de dies natalis en de stichtingsdag.
Marie-José Van Hee architecten A+U 613. 2021 Elk jaar komen verschillende buitenlandse professoren met hun studenten de Boekentoren bezoeken en vaak gaan ze aansluitend naar het woonhuis van architect Marie-José Van Hee. Dat maakte mij nieuwsgierig. Toen ik de eerste keer bij haar binnen kwam, wist ik meteen waarom. Wat een omarmende, lichtgevende ruimte, met dezelfde Van de Velde formule van correcte verhoudingen, veel licht en mooie materialen. De Gentse stadshal, één van haar meest zichtbare creaties, draagt al die ingrediënten in zich. Michel de Vos schreef ooit “her architecture never shouts, it whispers”. Hoe waar is dat. Na het verschijnen van de monografie More home, more garden en het themanummer van het Japanse architectuur en urban planning tijdschrift A+U heb ik mij al vaak afgevraagd hoe het komt dat ze voordien zo onzichtbaar was. Heeft het te maken met de eenzame plaats die een vrouwelijke architecte toegemeten kreeg in het begin van haar carrière? Een volledig nummer van A+U over haar werk is een internationale erkenning. Zoals Bart Verschaffel opmerkte, betekent het meer dan een eredoctoraat van welke universiteit ook.
Black Mould. Michaël Borremans, 2015 Ik zag het werk van Michaël Borremans voor het eerst in 2003 in het SMAK. The House of Opportunity. Twee jaar later op dezelfde plaats met An unintented performance. Ik liep zo vaak ik kon het museum binnen om zijn werk telkens opnieuw te zien. De verslaving is gebleven, ook toen hij in 2015 bij Zwirner in Grafton street in Londen tentoon stelde. Ik was in Londen voor de Liber conferentie en wie maar enige interesse toonde, sleepte ik meteen mee naar de galerij, waar ik samen met mijn Franse collega Marie Françoise Bisbrouck getuige mocht zijn van een bijna intieme rondleiding van een breekbare oudere topman van Christie’s die even gefascineerd was door Borremans als wij.
De toren met boeken. 2005 Jaarlijks organiseert de vakgroep Architectuur en Stedenbouw een Jokerweek. Studenten werken dan samen aan een opdracht die resulteert in een collectieve tentoonstelling. In 2004 was dat “Branding de Boekentoren”. Hoe trek je de aandacht naar dit gebouw. Spaghetti in de vorm van de Toren, een heuse legobouwdoos, een geurhanger voor in de auto (weet u nog, die dennenboompjes). Dieter Callewaert, Renate de Martelaere, Jivannah Godefroid, Mieke Puttemans en Frederik Van Vlaenderen wonnen uiteindelijk met een kinderboekje getekend door een zusje van één van hen. Christine de Weerdt, directeur van het S.T.A.M., vond het ontwerp te mooi om in de archieven te verdwijnen en gaf het uit. Het verhaal toont een verdrietige Boekentoren.Toeristen zien hem niet en niemand kijkt echt naar hem om. De maan nodigt hem uit om bij haar te komen wonen en je ziet de Toren de ladder opklimmen en verdwijnen. Een paar jaar later stelde Karen Vander Plaetse voor het Torenbeeld te gebruiken voor de Monumentenstrijd. Een geslaagde branding.
Pauwke en Doesje's travels together : reisdagboek. Alida Wynanda Sanders van Loo, 1899. In een roodlederen schriftje met goudversiering hielden Alida Wynanda Sanders van Loo en haar 17 jaar jongere minnaar Paul Buschmann jr minitueus en hartstochtelijk hun eerste reisverslagen bij (1899-1900). Tot 1908 reisden ze samen door Europa. Zij als journaliste voor literaire tijdschriften als Dietsche Warande en Belfort en De Vlaamse School - later Onze Kunst. Hij werkend aan zijn doctoraat over Jacob Jordaens. Hun relatie stopt als “Pauwke” directeur wordt van wat nu het Antwerpse KMSK is en hij in 1911 trouwt met Elsa, de dochter van Jan Van Rijswijk, uitgerekend op de dag dat Sanders van Loo 51 wordt. Haar Antwerpse wereld stort in en ze verhuist naar Gent waar ze na enkele jaren midden in de eerste wereldoorlog belandt. Ze start een oorlogskroniek op de onbeschreven bladzijden van het reisdagboek dat ze simpelweg onderste boven draait. In de zomer van 1918 vertrekt of vlucht ze naar Rijswijk en laat ze haar dagboeken in de universiteitsbibliotheek achter, maar dus niet het rode schriftje. Dat duikt terug op begin de jaren 70 als Francien van der Put het als 16-jarige opmerkt op een rommelmarkt in Middelburg en het koopt voor een tientje. Het pikante verslag van hun relatie haar overal volgen, alleen weet ze niet wie Pauwke en Doesje zijn. Tot Google haar broer Joost naar mijn doctoraatsonderzoek brengt, de biografie over en de uitgave van de dagboeken van Alida Sanders van Loo die vrij op internet te downloaden zijn. Na een eerste bezoek aan Gent besluit Francien het kostbare boekje aan de Boekentoren te schenken.
Boekentoren/Book Tower Memory. 2020 Als je beelden in het collectief geheugen wil laten opslaan, moet je ze vooral tonen. Soms twijfel ik er aan of wat in een boek terecht komt, wel voldoende gezien wordt. Toen ik in het Prado in Madrid in de shop het memoryspel met fragmenten van Goya’s schilderijen zag, werd ik meteen nieuwsgierig naar het volledige werk. Die speelse manier van verkennen leek mij een bruikbare formule om de Boekentorencollectie en haar Gentse netwerk in al haar diversiteit te tonen. De vraag was dan wel : wat komt er in en wat niet. Die keuze werd doorgeschoven naar dertig zorgvuldig gekozen mensen met de vraag :” Wat zou je bij ons willen vinden als de sky the limit is.” Er kwam een selectie waar we zelf nooit zouden aan toe gekomen zijn. Koen Allary (voormalig directeur van het Circuscentrum) stelde de moeilijkste vraag : hoe diep moet je de Eiffeltoren in de grond stoppen als je hem onderste boven wil bouwen en je niet wil dat hij om valt. Dat het boek La Tour de Trois cent mèters van Gustave Eiffel zelf, in 1900 in Parijs uitgegeven, in de collectie zit, kon hij toen niet weten. Geert Roels gaf zowel het spel als het boekje vorm.
Bear. Marian Engel, 1976 In de drie kranten die Michiel per dag leest, zitten veel literatuur recensies.Ik volg graag zijn suggesties voor boeiende en vooral onverwachte boeken. Twee weken weg door R.C. Sheriff (1931) en Bear van Marian Engel(1976) bijvoorbeeld. Als kind had ik zo graag een levende bruine beer in huis gehad. Zo graag zelfs dat hij op elke Sinterklaasbrief verscheen. Bear leek mij dus meteen iets. Het verhaal van Lou is wel veel pikanter dan die kinderdroom van toen. Lou is een wat uitgebluste bibliothecaresse die plots op een ver afgelegen en onbewoond Canadees eiland de bibliotheek van een kolonel moet inventariseren. In het hoge Noorden komt ze terecht in een prachtig achthoekig huis met een kamer vol boeken en onverwacht een beer waarmee ze een ondefinieerbare intimiteit opbouwt. Als je Twee weken weg uit hebt, wil je het meteen opnieuw lezen. Het is het verhaal van de familie Stevens uit Londen die al 20 jaar naar pension Zeezicht in Bognor Regis met vakantie gaan. Dat klinkt misschien saai, maar het is heerlijke literatuur. Bij zowel Bear als bij Twee weken weg heb ik Google Maps en street view gebruikt om de omgeving beter te zien, wat een luxe. Maar het meest fascinerende was de ontmoeting met een “octogan house”. Wat zou ik daar graag in rond lopen, maar de beer hoeft er niet meer bij.