Cijfers en statistieken
In 2023 werden aan de UGent 55.407 dierproeven uitgevoerd. Gezien sommige dieren werden hergebruikt (zoals toegelaten in de wetgeving) vertaalt zich dat in 54.777 betrokken proefdieren in 2023. Een dierproef wordt in de wet gedefinieerd als één proef op één dier. Zo wordt bijvoorbeeld een onderzoek dat gebruik maakt van 30 dieren die een eenmalige bloedafname ondergaan, geteld als 30 dierproeven.
Wie wil weten waar de UGent staat in vergelijking met de Vlaamse en Belgische cijfers over de jaren heen, kan de onderstaande cijfers vergelijken met de statistieken die de Vlaamse dienst Dierenwelzijn verstrekt. Cijfers van de Europese Unie zijn hier raadpleegbaar.
Aantallen dierproeven aan de UGent sinds 2014
De figuur toont de cijfers vanaf 2014. Het aantal proeven in 2023 ligt iets onder het gemiddelde van de voorbije periode 2014-2022.
Het aantal dieren dat hergebruikt werd, was in 2023 hoger dan de voorgaande jaren (630 versus 165 tot 582 in de periode 2014-2022).
Aantallen per diersoort
Jaarlijkse schommelingen tonen op zich geen trend aan. Terwijl in 2022 het aantal proeven met varkens erg hoog was (onderzoek op het vlak van voeding en welzijn), was het aantal in 2023 het laagste sinds 2014. Enkele van de meer opvallende algemene trends zijn de volgende. Wanneer we kijken naar de periode 2014 tot 2023, blijkt dat het aantal zebravissen erg hoog blijft – tot ca. 2016 was dat aandeel nog minimaal. Andere vissen waren in 2019 tot 2023 duidelijk veel minder aanwezig in vergelijking met de voorgaande jaren, net zoals huishoenders. Proeven met eigenaarskatten in het kader van diergeneeskunde namen de laatste jaren toe in belang. Het hoge aantal proeven met alpaca’s in 2023 wordt veroorzaakt door een gezondheidsonderzoek bij pasgeboren alpaca’s die met hun eigenaar naar de kliniek komen. Het aantal proeven met muizen blijft relatief ongewijzigd zo’n 75% van de dierproeven verklaren. De UGent doet geen proeven met apen.
Meest gebruikte diersoorten in 2023
1 In 2023: 7 leeuwen en 4 tijgers.
2 In 2023: 93 huisduiven, 81 grasparkieten, 60 grote sternen, 60 Japanse kwartels, 60 zilvermeeuwen, 49 Keniaanse loofbuulbuuls en 10 Sint-Helenafazantjes.
3 In 2023: 2 Bauer’s kameleongekko’s, 2 goudstaartgekko’s, 2 noordelijke stekelstaartgekko en 2 oostelijke stekelstaartgekko’s.
4 In 2023: 211 schijftongkikkers.
5 In 2023: 72 makrelen.
Aantal dierproeven in 2023 per soort exclusief en inclusief hergebruik
1 Hergebruik slaat op het aantal dieren dat reeds in een eerdere proef gebruikt werd. Er zijn strenge regels waaraan hergebruik dient te voldoen (cf. ernstgraden, zie welzijn bij proefdieren).
Aantallen per onderzoeksdoel
Dierproeven worden in vele gevallen uitgevoerd met het oog op een directe of indirecte toepasbaarheid op de menselijke gezondheid. Dat geldt in 2023 voor bijvoorbeeld bijna 98% van de proeven met muizen. Ook proeven met ratten en zebravissen hebben als eerste doeleinde vrijwel steeds kennis rond de mens en de menselijke geneeskunde (resp. 99 en 100%).
Proeven met de meeste andere diersoorten zijn daarentegen gericht op de kennis rond of het welzijn van die dieren. Dit geldt bijvoorbeeld voor alle proeven met runderen, paarden of katten in onderzoekscontext in de periode 2014-2023. In het geval van honden gaat dit over 99,62% van de proeven in dezelfde periode; sinds 2019 is dit 100%.
Vaak wordt vergeten dat de diergeneeskunde ook sterk steunt op inzichten uit de menselijke geneeskunde. Men kan deze kennisdomeinen niet volledig van elkaar loskoppelen.
In de opleidingscontext zijn de proeven ook vaak indirect gericht op het welzijn van dieren. Zeker voor zoogdieren geldt dit: het leren palperen en hanteren van huisdieren door studenten diergeneeskunde wordt immers ook beschouwd als dierproeven. Deze activiteiten wordt dan ook steeds als dierproef aangevraagd, beoordeeld door de Ethische Commissie en dus ook opgenomen in de jaarlijkse cijfers. Lees meer over het gebruik van dierproeven in de opleidingscontext.
Het proefdiergebruik aan de UGent evolueert in de loop der jaren, en volgt de evolutie van onderzoeksprojecten en -disciplines. De belangrijkste grote onderzoeksthema’s aan de UGent, in aantallen dierproeven in 2023, zijn (in stijgende volgorde) zenuwziekten, spier- en skeletziekten, gastro-intestinale aandoeningen, kanker, en, met voorsprong, het onderzoek naar het immuunstelsel, goed voor bijna 24% van het aantal dierproeven in 2023.
Ernstgraden
Dierproeven omvatten volgens de wet de handelingen en praktijken die waarschijnlijk evenveel, of meer, pijn, lijden, angst of blijvende schade berokkenen als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Uiteraard heeft niet elke proef hetzelfde effect op elk dier. Het is ook van belang dat een onderzoeker op voorhand inschat welk nadelig effect een proef zal kunnen hebben, en hiermee rekening houdt bij de opmaak van het onderzoeksvoorstel: enerzijds zal hij de ernst moeten trachten te minimaliseren, anderzijds zal hij de te verwachten (maximale) ernstgraad moeten kunnen verantwoorden. En uiteraard worden steeds humane eindpunten gedefinieerd en in acht genomen (opdat dieren niet meer lijden dan maximaal toegelaten).
Logischerwijze moeten proeven die als ernstig gecategoriseerd worden, op voorhand zeer sterk geargumenteerd worden aan de Ethische Commissies. Onderzoeken waar een relatief hoog aantal ernstige proeven gebeuren, situeren zich in studies met betrekking tot het immuunsysteem, besmettelijke ziekten, en zenuwziekten, of in multisystemische studies. Hier vinden we een groot aantal ernstige, nog slecht begrepen of moeilijk behandelbare aandoeningen.
Ondanks wat de hierboven vermelde wettelijke definitie van dierproeven suggereert, zijn heel wat dierproeven die in de statistieken van de UGent opgenomen worden, ook niet-invasief en bezorgen ze minimaal ongemak: dit zijn bijvoorbeeld echografieën bij runderen, fitheidstesten bij sportpaarden en palpeeroefeningen door studenten diergeneeskunde.
Kweekdieren en eigenaarsdieren
De herkomst van dieren die in proefdieronderzoek gebruikt worden, is ook aan strenge regels onderworpen. De meeste dieren worden gekweekt door een in de Europese Unie erkende fokker, waardoor er garanties bestaan naar kwaliteit, oorsprong en dierenwelzijn. In een aantal gevallen is een – gemotiveerde – afwijking mogelijk.
Vaak maken wetenschappers ook gebruik van eigenaarsdieren, m.a.w. huisdieren van particuliere eigenaars. Het is vanuit vele opzichten wenselijker om, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling en evaluatie van een geneesmiddel voor honden, toestemming te vragen aan de eigenaars van honden met een bepaalde aandoening, dan om honden op te kweken, de aandoening trachten uit te lokken (als dat al kan) en hierop de behandeling te evalueren. Dezelfde logica gaat op voor o.m. katten, paarden en runderen.
In 2023 werd zo’n 10% van de dierproeven aan de UGent uitgevoerd op dieren die niet van een in de EU geregistreerde en erkende fokker afkomstig waren. Dit cijfer varieert sterk per diersoort (bv. 3% voor muizen, 46% voor konijnen, 99% voor honden, 100% voor paarden).
Wilde dieren
In bepaalde gevallen komen speciaal gekweekte dieren noch eigenaarsdieren in aanmerking. Dit is vaak het geval bij onderzoek naar dieren in het wild. Denk aan bijvoorbeeld gedragsonderzoek naar vogels, of ecologisch onderzoek naar salamanders. Zodra men bijvoorbeeld een bloedstaal neemt van een dier, of een dier van een zender voorziet (om de bewegingen te kunnen monitoren), geldt dit ook als een dierproef die in de statistieken terechtkomt.
Adoptie
Binnen de faculteit Diergeneeskunde werd een succesvol adoptieprogramma opgestart. De onderstaande tabel toont de geadopteerde dieren vanaf 2015.