Impactsuccesverhaal: Gezondheid van dieren
De kennis over worminfecties zit vooral bij dierenartsen. Toch komen bepaalde infecties ook nog bij mensen voor. Wetenschappers van de Faculteit Diergeneeskunde van de UGent ontwikkelen nieuwe tests die een preventieve aanpak gemakkelijker maakt bij varkens. Dat is ook goed nieuws voor mensen.
Peter Geldhof is professor aan de Faculteit Diergeneeskunde. Bij de vraag wat zijn belangrijkste verwezenlijking is, twijfelt de professor niet: “De diagnostische tests voor worminfecties bij varkens. We zijn daar accidenteel bij terechtgekomen, maar merkten meteen dat er heel veel vraag naar was vanuit de praktijk. Ik zeg ‘accidenteel’ omdat we dankzij fundamenteel onderzoek bij varkens op die tests gekomen zijn, maar zelf twijfelden of er wel genoeg interesse voor zou zijn. Tot onze verbazing werd het een mooi voorbeeld van iets wat als het ware zichzelf verkocht.”
Veehouders en dierenartsen gebruiken de tests om infectieniveaus bij dieren te meten. Op basis van de resultaten kunnen ze het mogelijke effect van de infectie op de productie van bijvoorbeeld vlees achterhalen en berekenen of dat verlies groter is dan de investering die nodig is om de infectie te behandelen. Het doel van de tests is dus niet om dieren helemaal vrij van wormen en andere parasieten te krijgen, maar om gericht de dieren te behandelen die het echt nodig hebben. Dergelijke testen werden ook al ontwikkeld voor runderen en in de toekomst wensen de wetenschappers dit ook te doen voor kippen.
Sven Arnouts coördineert als business developer de samenwerking tussen de faculteit en de industrie. Hij weet nog goed hoe het er vroeger aan toe ging. “De tests maken het nu mogelijk om op een veel duurzamere manier te werken. Het is een utopie om dieren vrij van pathogenen te houden, maar daar stond men 20, 30 jaar geleden totaal niet bij stil. Dieren als kippen en varkens werd frequent antibiotica toegediend omdat ze dan beter groeiden. Dat mag nu niet meer en gelukkig hoeft het ook niet.”
Liever voorkomen dan behandelen met antibiotica
Peter Geldhof en zijn collega’s werken nu vooral preventief in de plaats van curatief. De reden daarvoor is eenvoudig: parasieten kunnen resistent worden aan antiparasitaire middelen, net zoals bacteriën resistentie tegen antibiotica ontwikkelen. Daarom besteden de onderzoekers zoveel aandacht aan monitoring.
Sven Arnouts: “We willen goed weten wat er aan de hand is op een bedrijf. Moet de veehouder een antibioticum geven of kan hij een vaccin gebruiken? Of volstaat misschien een middel om de immuniteit te versterken? Onderschat ook niet het belang van bioveiligheid, bijvoorbeeld van een goede ingangscontrole van nieuwe dieren en het weghouden van knaagdieren en vogels op landbouwbedrijven. Het is daar dat we pathogenen moeten tegenhouden om te vermijden dat infecties zich verspreiden.”
“Het is belangrijk om de dieren te identificeren die baat hebben bij een behandeling. Dus op dat vlak is het dierenwelzijn inderdaad een punt, naast het ecotoxisch effect van medicatie op de omgeving en het feit dat de medicijnen langer meegaan als je er spaarzaam en gericht mee omgaat.”
“Op zich is dat laatste ook weer positief voor het dierenwelzijn,” vult Sven Arnouts aan. “De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft een lijst opgemaakt van de meest kritische antibiotica. Voor dieren deed men hetzelfde. Wat bleek? Dezelfde klassen staan bij mens en dier bovenaan. Daarom zullen deze antibiotica in de nabije toekomst enkel voor mensen voorbehouden worden. De middelen die overblijven moeten we dus wel duurzaam gebruiken als we zieke dieren in de toekomst nog willen kunnen behandelen.”
De onderzoekers focussen op nutsdieren en huisdieren die in West-Europa belangrijk zijn, zoals katten, honden, varkens en runderen. De diagnostische test die ze ontwikkelden voor de varkenssector speurt naar een wormsoort die ook bij de mens voorkomt, vooral in ontwikkelingslanden. Sven Arnouts: “Onze kennis van het veterinaire kan inderdaad ook ingezet worden voor het humane. De kennis over worminfecties zit nu vooral bij ons omdat ze bij de mens in de westerse wereld dankzij verbeterde sanitaire condities nagenoeg verdwenen zijn. Daarom is het onderzoek ernaar op een bepaald moment ook stopgezet; het was economisch niet meer interessant. Maar er zijn wereldwijd nog altijd anderhalf miljard mensen, vooral kinderen, besmet met die wormen. Sinds vijf à tien jaar wordt veel kennis van de veterinaire wereld daarom ook toegepast om de wormen bij mensen te bestrijden. De test die we maakten voor varkens wordt nu ingezet bij kinderen in Afrikaanse landen.”