Hoe communiceer je inclusief?

De UGent heeft al een uitgebreide webpagina rond inclusieve communicatie.

In dit onderdeel onderstrepen we de belangrijkste zaken, en vullen we aan met concrete tips voor communicatie voor je evenement

We maken telkens een onderscheid tussen zaken die niet veel tijd/energie/geld vragen (met 1 sterretje), en aanpassingen die iets moeilijker zijn (met 2 sterretjes). De zaken die vetgedrukt staan zijn aandachtspunten waaraan liefst elk evenement zou moeten voldoen.

* Zaken die niet veel tijd/energie/geld vragen

  • Communiceer genderinclusief en vermijd andere vooroordelen (heteronormatief,…) in je communicatie.
    • Wanneer je bijvoorbeeld kledingvoorschriften voor een galabal meegeeft, zeg dan gewoon ‘galakledij’ voor iedereen.
    • Vermijd het gebruik van gendergerelateerde aanspreektitels (bijvoorbeeld de heer, mevrouw), tenzij een persoon expliciet zijn/haar/hun titel heeft bevestigd. Gebruik een genderneutrale titel of helemaal geen titel.
    • Zeg hij/zij/die i.p.v. hij/zij als je een opsomming maakt.
  • Let erop dat je geen stereotypen gebruikt (zowel in je tekst als in je beelden).
    • Vermijd veralgemeningen zoals ‘altijd’, ‘alles’, ‘iedereen’, tenzij je zeker weet dat dit van toepassing is.
    • Er zijn een paar algemene dingen waarmee je best rekening houdt. Als een kenmerk niet relevant is in een bepaalde context, vermeld het dan ook niet. Als je toch naar een specifieke groep mensen wil verwijzen, check dan altijd hoe deze groep/deze persoon zichzelf benoemt. Dit kan verschillen van persoon tot persoon. Over het algemeen is het bijvoorbeeld aangeraden om mensen niet te reduceren tot één eigenschap. Zeg bijvoorbeeld ‘mensen met een migratieachtergrond’ in plaats van ‘migrant’. Tegelijkertijd willen sommige blinden ‘blinde mensen’ genoemd worden, anderen dan weer ‘mensen met een visuele beperking’.
    • Je kan de woordenlijst van de UGent gebruiken als richtlijn, maar het is altijd beter om zelf na te kijken welke termen de gemeenschap waar je naar verwijst zelf gebruikt. De woordenlijst is immers niet exhaustief, definitief of bindend. Betekenissen veranderen en nieuwe woorden duiken voortdurend op.
    • Zorg ervoor dat er geen termen met een negatieve connotatie worden gebruikt. Je kan hiervoor ook kijken naar de lijsten van de VRT of JaJa. Onthoud hierbij echter ook altijd dat connotaties evolueren en de lijsten nooit definitief zijn.
    • Ga op zoek naar afbeeldingen met personen met diverse achtergronden en kenmerken.
    • Vermijd het versterken van stereotypen bij afbeeldingen van mensen. Beeld een persoon in een rolstoel bijvoorbeeld actief, volledig en zelfstandig af, in plaats van passief. Of beeld een man niet af in een stereotiepe mannenrol.
  • Schrijf en spreek in gewone taal:
    • als je acroniemen gebruikt, zorg er dan voor dat je de betekenis van elke letter opschrijft
    • leg jargon of complexe termen uit waar mensen misschien niet bekend mee zijn
    • zorg voor samenvattingen van teksten en wees beknopt.
  • Voeg je voornaamwoorden toe in mails, indien je dat wenst.

Overweeg zorgvuldig in welke taal je evenement doorgaat/in welke taal je communiceert. Wanneer je enkel in het Nederlands communiceert, zal je niet iedereen bereiken. Voeg dus liefst ook altijd een Engelse vertaling

  • toe aan je communicatie. Tegelijkertijd spreekt ook niet iedereen even goed Engels, en zijn sommige gevoelige onderwerpen makkelijker om te behandelen in je moedertaal.

** Zaken die iets moeilijker zijn

  • Geef deelnemers de mogelijkheid om een gebarentaaltolk aan te vragen. (Opgelet: contacteer deze tolk ruim op voorhand en vraag tot wanneer je kan annuleren. Je kan een geschikte tolk vinden op o.a. tolkaanvraag.be)
  • Soms kan het nodig zijn om vrijwilligers in te zetten (bijvoorbeeld om mensen te ontvangen, te begeleiden naar het evenement, eten op te scheppen,…). Zorg ervoor dat ze duidelijke, grootgedrukte naamplaatjes hebben en moedig ze aan om mondeling hulp aan te bieden.