Hoofdstuk 3: Borgen van de kwaliteit: Eigen Regie 2.0

Sterktes

  • Op basis van een lang participatief traject met faculteiten, opleidingen en een externe benchmark werd de Eigen Regie 2.0 ontwikkeld waarbij ten volle wordt ingezet op de kwaliteitscultuur. Dit systeem geeft vertrouwen aan faculteiten en opleidingen, is gebaseerd op monitoring en zelfreflectie, en zorgt ervoor dat de opleiding geen extra inspanningen moet doen om op bepaalde momenten rapporten op te leveren of bezoeken te organiseren. De resultaten van de eerste groep gescreende opleidingen toont aan dat het systeem werkt, de kwaliteitscultuur breed heerst, en aandachtspunten voldoende naar boven komen zodat gepaste coaching voorzien kan worden.
  • Met de Eigen Regie 2.0 werd de basis gelegd om in de toekomst nog meer in te zetten op vertrouwen en autonomie. De opleidingen en faculteiten kijken uit naar de Eigen Regie 3.0, waarbij de kwaliteitsborging in de achtergrond gebeurt, op basis van een kwaliteitscultuur die voldoende zichtbaar is op basis van de beschikbare tools. Dankzij het bestuurlijk vermogen van faculteiten kan overgegaan worden van controle naar vertrouwen en ondersteuning.
  • Het Jaarlijks Kwaliteitsoverleg is een performant systeem van kwaliteitsbewaking en toonde in de afgelopen jaren reeds zijn doelmatigheid. Het Jaarlijks Kwaliteitsoverleg zal in de toekomst het facultair onderwijsbeleid, de operationele doelstellingen, de acties en het verbeterbeleid binnen de faculteit/opleiding systematisch blijven opvolgen vanuit een basishouding van wederzijds vertrouwen en partnerschap.
  • De werkzaamheid van het verplicht coachingstraject heeft zich in het afgelopen jaar reeds bewezen in verschillende casussen. Het verplicht coachingstraject blijkt een krachtiger middel om bezorgdheden omtrent onderwijskwaliteit te remediëren in vergelijking met het systeem van peer-leerbezoeken, waarbij opleidingen zelf aan de slag moesten gaan met aandachtspunten wat niet altijd leidde tot bevredigende oplossingen. Het coachingstraject zet sterk in op de professionalisering van de leden van de opleidingscommissie en zorgt voor een duurzame verbetering van de onderwijskwaliteit.
  • De instellingsreviewcommissie uit 2016 adviseerde om studenten verder te betrekken bij positieve en verbeterpunten van de opleiding. Dit werd intussen vorm gegeven in de studentenreflectie. De screening van de eerste groep opleidingen door het OKB toonde het nut en belang van deze studentenreflectie reeds duidelijk aan. Deze reflectie brengt een uniek verdiepend perspectief binnen en geeft de studenten een extra stem.
  • Het proces van screening van de monitors door de leden van het OKB loopt goed, het OKB is een performant orgaan. Er is een grote eensgezindheid rond beoordeling en aanbevelingen. De samenstelling van het OKB zorgt voor complementaire expertise en multiperspectivisme. De externe OKB leden brengen een grote meerwaarde binnen. De koppeling tussen de monitor, de UGI data, het kwaliteitsverbeterplan en de verslagen van de opleidingscommissie biedt een zeer goed zicht op het functioneren van een opleiding.
  • Dankzij de real-time koppeling van de specifieke opleidingsdata uit UGI in elke monitor kunnen opleidingen hun eigen werkpunten en verbeterpunten beter dan vroeger identificeren en hier adequate verbeteracties aan koppelen. Uit de screening blijkt een grote overeenstemming tussen de zelfevaluatie van de opleidingen van de operationele doelstellingen en de beschikbare data. Het kwaliteitsverbeterplan zorgt ervoor dat er op voldoende concrete manier nagedacht wordt over timing, verantwoordelijken, acties en planning voor deze verbeteracties.

Aandachtspunten

  • Met de overgang van de externe visitaties naar de Eigen Regie is de continue aandacht voor kwaliteitszorg binnen de opleidingen gestaag gegroeid. De voorbije jaren werd immers de omslag gemaakt van een cyclische zesjaarlijkse controle naar een permanente kwaliteitscultuur. Het opstarten van de Eigen Regie 2.0 in 2020, in volle corona pandemie, heeft bovendien een zware opstartkost gevergd van opleidingen en faculteiten omdat zowel het stabiele gedeelte (de Plan’s en de Do’s) als het dynamische gedeelte (Checks en Acts) beschreven moest worden in de monitors na bespreking en validatie. Het zal belangrijk zijn dat opleidingen gemotiveerd blijven om (minstens) jaarlijks de check te doen van de doelstellingen en het verbeterplan bij te sturen.
  • Door een groep opleidingen en lesgevers wordt de werklast en planlast die verbonden is met de Eigen Regie 2.0 nog als te hoog gepercipieerd. Het invullen van de monitor en de zelfreflectie die hierbij wordt verwacht, worden als een louter administratieve oefening beschouwd met weinig meerwaarde voor de kwaliteit van het onderwijs. Het zal belangrijk zijn om hieraan voldoende aandacht te besteden en het gesprek met deze opleidin gen en lesgevers te blijven aangaan om deze werklast zoveel mogelijk te reduceren en binnen dit proces deze elementen over te houden die de kwaliteit van het onderwijs werkelijk ten goede komen.
  • Opleidingen en faculteiten geven aan dat het beschikken over veel data vanuit verschillende perspectieven die regelmatig wordt geüpdatet in de eigen monitor overweldigend kan overkomen en hun soms het gevoel geeft dat er voortdurend gereflecteerd moet worden. Het zal belangrijk zijn om aan verwachtingsmanagement te doen en hun duidelijk te maken dat een jaarlijkse reflectie op eventuele wijzigingen die zich hebben voorgedaan in de check van de doelstellingen een goede manier van werken is. Het is ook belangrijk om niet te lang te blijven stilstaan bij de analyse van de data, maar vooral in te zetten op de daaraan gekoppelde verbeteracties is, waarbij opleidingen en faculteiten ook de autonomie hebben om de prioriteiten in hun eigen verbeteracties zelf te bepalen. Het blijft tevens belangrijk om te blijven inzetten op het nog performanter maken van alle digitale informatiesystemen om zo de administratieve overlast zo veel mogelijk te vermijden.
  • Het internaliseren van het belang van de externe blik binnen de context van de Eigen Regie 2.0 en 3.0 en het inbouwen hiervan in de systematiek van de werking van een opleiding, eerder dan dit te beschouwen als een extern opgelegde verplichting die vooral meer werklast genereert, zal nog verdere aandacht, tijd en begeleiding vergen.
  • De ervaring leert dat binnen een context van vertrouwen de kwaliteitscultuur in een opleiding toch vrij sterk afhangt van de slagkracht en het beleidsvoerend vermogen van een opleidingscommissie en van de voor­zitter van deze commissie. Daarnaast is ook de rol van het facultair bestuur met daarin de onderwijsdirecteur van de faculteit, de steun van de vakgroepen die lesgevers voordragen voor de opleidingsonderdelen, en de beleidsmatige ondersteuning die in de opleiding of faculteit aanwezig is cruciaal voor het goed laten werken van een opleiding. Met het nieuwe ZAP-loopbaan model is er meer waardering en autonomie voor ZAP-leden die onderwijsbeleidsfuncties invullen. Inzet voor onderwijs en onderwijsbeleid heeft, zoals vroeger wel het geval was, geen negatieve effecten meer op mogelijke bevorderingskansen (in het kader van de reguliere of de fast track-bevorderingen). Het blijft belangrijk dat voldoende ZAP-leden zich hiervoor engageren, wat niet vanzelfsprekend is. Onderwijsbeleidsfuncties brengen immers enerzijds een grote impact, verantwoordelijkheid en voldoening met zich mee, maar anderzijds genereren ze ook een hoge werkdruk. Volgehouden erkenning en waardering van diegenen die deze functies uitstekend invullen, samen met voldoende facultaire en centrale ondersteuning, begeleiding en professionalisering is een belangrijk aandachtspunt.
  • Binnen de Eigen Regie 2.0 is de omvang van de werkzaamheden voor het OKB aanzienlijk toegenomen. De screening van de meer dan 100 opleidingsmonitors en de opvolging van het syntheseverslag, de borgingsbesluiten, en de publieke informatie zorgt voor een aanhoudende werkdruk. Het is een aandachtspunt om deze beheersbaar te houden.