Vakfeedback (onderwijsevaluaties)
In december 2018 keurde de Raad van Bestuur het nieuw loopbaan- en bevorderingsmodel goed. Er wordt afgestapt van de persoonlijke doelstellingen. Het nieuwe model vertrekt van vertrouwen, wat zich uit in de nieuwe kwalitatieve insteek. Er komt een focus op zelfreflectie van het ZAP, waarbij zelf accenten kunnen worden gelegd op onderwijs of onderzoek (of leiderschap, …). Dit heeft ook zijn gevolgen voor hoe we omgaan met de onderwijsevaluaties.
- tot 2018: vakfeedback worden op 2 manieren ingezet: 1) binnen de context van kwaliteitszorg van het onderwijs, en 2) binnen de context van de evaluatie van het ZAP.
- vanaf 2019: zal dit vooral een instrument zijn binnen de context van kwaliteitszorg van het onderwijs als aanzet voor zelfreflectie door de lesgever zelf en niet meer een instrument binnen de context van de evaluatie van het ZAP.
Vakfeedback zijn immers geen inhoudelijk valide meting van onderwijskwaliteit, i.c. de kwaliteit van het lesgeven (teaching quality) of van de kwaliteit van een opleidingsonderdeel (course quality). Ze zijn wel een rapportering van de tevredenheid van de studenten met enkele componenten die verband houden met de kwaliteit van het lesgeven en met de inhoud en de organisatie van een opleidingsonderdeel (i.c. leereffect, doceerstijl, structuur, aanspreekbaarheid, evaluatie, cursusmateriaal en oefeningen). Onderzoek toont bovendien ook aan dat de scores op onderwijsevaluaties tevens worden beïnvloed door factoren die (deels) buiten de controle van de lesgever vallen zoals moeilijkheidsgraad, groepsgrootte, de kenmerken van de studentengroep, de ervaring van de lesgever, etc.
Dit betekent echter niet dat vakfeedback geen waardevolle informatie opleveren: studenten moeten de kans krijgen zich kritisch-constructief uit te spreken over het onderwijs dat zij krijgen en lesgevers hebben behoefte om hun onderwijs te kunnen evalueren en zo nodig bij te sturen op basis van deze feedback.
Het primair doel van vakfeedback is dan ook om lesgevers inzicht te geven in de sterke kanten van hun onderwijs en de mogelijke verbeterpunten. Onderwijsevaluaties worden dus voortaan primair gebruikt in het kader van onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg. Vakfeedback worden niet meer gebruikt om lesgevers te vergelijken met collega’s (bv. via een of andere referentiegroep) en worden losgekoppeld van beoordeling in functie van aanstellingen en bevorderingen.
BEDOELING is dan ook dat de resultaten uit de vakfeedback vanaf 2019 door de CKO voortaan enkel worden gebruikt in het kader van het ontwikkelperspectief. De CKO focust zich daarbij op een kwalitatieve appreciatie van de resultaten en formuleert daar waar nodig duidelijke opvolgingspunten of verbetersuggesties. Vaste kwantitatieve ijkingspunten of cijfermatige ondergrenzen worden daarbij niet langer gehanteerd.
Hoe gaat dit in z'n werk?
Hieronder kan je de verschillende stappen volgen van de vakfeedback.
- Voorleggen lijst te evalueren vakken
Elk jaar leggen de beleidsmedewerkers van de Cel Kwaliteitszorg (CKO) een lijst vast met vakken die zullen geëvalueerd worden dat academiejaar. Deze lijst wordt voorgelegd aan de vergadering van de CKO en aan de voorzitters van de 3 opleidingscommissies (OC). Ook de lesgevers worden op de hoogte gesteld. Zowel de lesgevers, als de leden van de vergadering van de CKO als de leden van de OC kunnen hier wijzigingen aan voorstellen door een gemotiveerde vraag te sturen aan de CKO. Hetzelfde geldt voor de studentenvertegenwoordigers in de verschillende organen.
De lijst wordt opgesteld aan de hand van een aantal principes:
- elke lesgever ten minste om de drie jaar;
- elk opleidingsonderdeel ten minste om de 3 jaar;
- minor- en keuzevakken in de regel niet, tenzij op vraag van de bevoegde OC;
- alle gastdocenten (in functie van hernieuwing) jaarlijks;
- nieuwe lesgevers automatisch;
- masterproef/voorbereiding op de masterproef/werkcollege masterproef en stage om de 4 jaar;
- lesgevers/opleidingsonderdelen die wegvallen niet;
- opleidingsonderdelen die volledig van vorm/inhoud veranderen niet;
- de opleidingsonderdelen waar er verschillende aandachtspunten waren opnieuw;
- opleidingsonderdelen met te weinig studenten niet.
2. Voorbereiding en afname vakfeedback
De evaluatie gebeurt sinds een paar jaar elektronisch. Het is de CKO die dit proces opzet en alles uitvoert (OASIS).
- Er zijn drie momenten gedurende het jaar waarop we de studenten bevragen:
• bij het begin van het AJ over opleidingsonderdelen die het jaar voordien in het tweede semester gedoceerd werden (Bachelor)
• in februari over de opleidingsonderdelen in het eerste semester
• in juli voor die studenten die afstuderen (laatstejaarsvakken in het tweede semester, jaarvakken)
3) Verwerking vakfeedback
Na het afsluiten van de bevraging worden door de faculteit alle rapporten inclusief de open vragen naar elke lesgever doorgestuurd. Alle lesgevers krijgen de mogelijkheid om binnen een hiervoor voorziene tijdsperiode te reageren op deze evaluatie.
4) Bespreking syntheserapporten en opvolging
De rapporten, alsook een overzicht van de afgenomen evaluaties en de respons, worden doorgestuurd naar alle leden van de CKO. Er wordt nagegaan welke rapporten in detail moeten worden besproken op de CKO.
De drie verschillende vormen van opvolging:
1. Er is geen opvolging vereist door de CKO: omdat er gewoon geen problemen zijn.
2. Er is geen opvolging vereist door de CKO – maar een bespreking in de OC is wel aangewezen: omdat er geen grote problemen zijn volgens CKO, maar:
- de lesgever inhoudelijk zaken meegeeft die belangrijk kunnen zijn voor de opleiding specifiek
- omdat het vak op vraag van de OC opnieuw werd geëvalueerd (mindere evaluatie jaar voordien)
3. Er is opvolging vereist door de CKO én OC: omdat wij als CKO vinden dat dit moet besproken worden, er onvoldoende of geen reactie van de lesgever was of dat er duidelijke punten zijn die moeten opgevolgd worden door zowel de CKO als de OC.
- Dus enkel deze worden in detail behandeld op de CKO (samen met de meer algemene thema’s die uit de evaluaties naar voor kwamen)
In geval de commissie opvolging vanuit de CKO noodzakelijk acht bespreekt die het actieplan:
• Indien de reactie van het personeelslid reeds een voorstel tot actieplan bevat dat in het oordeel van de CKO-(sub)commissie voldoende duidelijk is en volstaat, wordt het ZAP-lid ondersteund om deze acties uit te voeren. Deze stap kan geschieden via e-mail.
• Indien er geen reactie kwam van het personeelslid of de reactie en/of het voorstel tot actieplan in het oordeel van de commissie onvoldoende duidelijk is en/of niet volstaat, wordt een gesprek gepland met het ZAP-lid om een actieplan te bespreken en duidelijke afspraken te maken voor opvolging (via een zogenaamde opvolgingscommissie).
In beide gevallen wordt het ZAP-lid tevens op de hoogte gesteld dat het opleidingsonderdeel het daaropvolgend jaar opnieuw opgenomen zal worden in de lijst van te evalueren opleidingsonderdelen.