Problematisch druggebruik

Onderzoeksperiode

1 september 2003 - 31 augustus 2004

Financiering

F.O.D. Wetenschapsbeleid

Onderzoeker

Marjolein MUYS (ISD, Ugent)
Thibaut SLINGENEYER (DCDP, UCL)

Sleutelwoorden

terminologie, problematisch druggebruik, kwalitatief onderzoeksdesign

Abstract

Sinds de wetshervorming van 3 mei 2003 wordt niet-problematisch cannabisgebruik (exclusief verzwarende omstandigheden) niet langer vervolgd. Vanuit een theoretisch perspectief lijkt een dergelijk onderscheid tussen verschillende gebruikspatronen gepast. Er bestaan inderdaad weinig redenen om in iemands privé-leven tussen te komen, wanneer de betrokkene geen problemen ervaart of veroorzaakt. De introductie van dit concept leidt evenwel tot verschillende praktische moeilijkheden, aangezien de invulling van deze notie zeer subjectief is en voor verschillende interpretaties vatbaar.

De moeilijkheden die voortvloeien uit deze notie illustreren ten volle dat problemen inzake onduidelijkheid van het drugsbeleid en de eruit voortvloeiende rechtsonzekerheid, zoals vastgesteld door De Ruyver en Casselman (Het Belgisch drugbeleid anno 2000: een stand van zaken drie jaar na de aanbevelingen van de parlementaire werkgroep drugs) blijven bestaan, ondanks de wetgevende alternatieven naar en de doelstellingen van het nieuwe drugsbeleid. Dit onderzoek wenst bijgevolg een duidelijk begrip te ontwikkelen en te operationaliseren met het oog op meer duidelijkheid en rechtszekerheid.

Doelstellingen

De eerste doelstelling van dit onderzoek bestaat in het definiëren van problematisch gebruik op een theoretische wijze. De definitie van het concept is evenwel niet louter een theoretische kwestie, zij vertoontook praktische consequenties. In het bijzonder in België, waar deze notie in de wetgeving opgenomen is, impliceert 'problematisch gebruik' een zekere sociale reactie. Vanuit dit oogpunt bestaat de tweede doelstelling van dit onderzoek in een operationele vertaling van het concept naar een definitie die indicatoren voor terreinwerkers bevat, in het bijzonder voor politiemannen en magistraten. Deze wetshandhavers zijn wettelijk verplicht om het problematische karakter van druggebruik in te schatten en om beslissingen te nemen aangaande de gevolgen voor de gebruiker in kwestie.

Methodologie

Het eerste deel van dit onderzoek bestaat uit een overzichtelijke literatuurstudie met wetenschappelijke inzichten betreffende de definitie van het concept 'problematisch gebruik' én van mogelijke indicatoren. De huidige discussies binnen de wetenschappelijke literatuur, in het bijzonder tussen voor- en tegenstanders van klassieke definities als 'verslaving' en 'afhankelijkheid', vormen het startpunt van deze literatuurstudie.

Daarnaast werd de focusgroep methodologie toegepast. In vijf gerechtelijke arrondissementen van verschillende grootte én in het Nederlandstalige landsgedeelte werden door het Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek focusgroepen opgezet. Dezelfde methodologie werd door het Département de criminologie et de droit pénal in vijf gerechtelijke arrondissementen in het Franstalige landsgedeelte gevolgd.

De focusgroepen telden uit acht terreinwerkers uit drie sectoren: justitie (parketmagistraat en justitieassistent), politie (lokale en federale vertegenwoordiger) en verschillende soorten drughulpverleningspecialisten (preventie, straathoekwerk, laagdrempelige en niet-residentiële hulpverlening). Deze deelnemers werd gevraagd om twee realistische casussen te beoordelen. Deze 'verhalen' werden opgesteld aan de hand van verschillende casussen die door respondenten zelf, op voorhand, werden doorgegeven. Deze casussen dienden als startpunt voor een discussie over belangrijke indicatoren qua 'problematische druggebruik'.

Resultaten

Zowel de literatuurstudie als het empirische onderzoek hebben een enorme hoeveelheid mogelijke indicatoren naar voren geschoven. Deze kunnen in twaalf categorieën worden ondergebracht.

  1. Een eerste zorg betreft het belang van het product dat wordt gebruikt. Voor veel terreinwerkers en volgens sommige auteurs is het gebruik van een bepaald product op zich, (bijvoorbeeld heroïne, een indicatie van problematisch gebruik.
  2. Ten tweede betonen zowel de terreinwerkers als de wetenschappelijke literatuur interesse voor de kenmerken van de gebruiker (leeftijd, fysieke en psychologische kenmerken).
  3. Het derde aandachtspunt betreft kenmerken van de manier waarop de producten worden gebruikt: frequentie, intensiteit, duur, methode, polydruggebruik, overgang van cannabis naar andere drugs en gebruiksomstandigheden (tijdens activiteiten, in de ochtend, in aanwezigheid van een kind of in het openbaar).
  4. Daarenboven is de functie van druggebruik belangrijk: waarom neemt de betrokkene drugs (om gezondheidsproblemen te voorkomen, als hulp bij bepaalde activiteiten, om met problemen om te gaan, uit noodzaak of om plezier te maken).
  5. Er wordt ook rekening gehouden met de mening van de gebruiker over zijn gebruik zelf: is hij/zij bereid tot verandering en hoe reageert hij/zij op de mening van anderen? Dit punt betreft de ervaring of de erkenning van een probleem door de gebruiker.
  6. Er wordt rekening gehouden met het feit of de gebruiker momenteel begeleid wordt en of hij/zij één of meer behandelingen achter de rug heeft. Ook de aard van de behandeling speelt hierin een rol.
  7. De inschatting van 'problematisch gebruik' heeft betrekking op de sociale integratie van de gebruiker; tewerkstelling en huisvesting.
  8. Ook de sociale context van de gebruiker wordt belangrijk geacht. Terreinwerkers vragen zich af of de betrokkene op andere personen (familie, relatie, vrienden) kan steunen.
  9. Het zijn echter voornamelijk de impact op en de gevolgen voor de omgeving van een druggebruiker die zeer veel aandacht krijgen, in het bijzonder de impact op een kind. In dit verband spelen ook de meningen van de familie en de omgeving en belangrijke rol.
  10. De impact op de ruimere omgeving en de maatschappij is eveneens relevant: veroorzaakt de gebruiker openbare overlast? Er wordt tevens rekening gehouden met
  11. het gerechtelijke verleden van de gebruiker, alsook eventuele
  12. drugsgerelateerde criminaliteit door de betrokkene gepleegd.

Er ontstaan echter een aantal problemen wanneer deze aandachtspunten als «indicatoren» van 'problematisch gebruik' geïnterpreteerd worden. Ten eerste zijn er zeer veel indicatoren: de hierboven vermelde categorieën zijn elk in verschillende subcategorieën onderverdeeld, die allemaal bij de inschatting van problematisch druggebruik meespelen.

Ten tweede hebben deze indicatoren geen enkel belang op zichzelf: het is de combinatie van verschillende factoren die bepaalt of zekere vormen van druggebruik problematisch worden geacht. Het empirisch onderzoek toonde aan dat elke terreinwerker zijn/haar eigen constructie of configuratie van indicatoren voor ogen heeft. Verdere analyses hebben aangetoond dat deze configuraties zo complex kunnen zijn dat zij verwijzen naar andere «factoren» dan 'problematisch gebruik'. De meerderheid van de hierboven opgesomde elementen van problematisch gebruik zijn slechts belangrijk in referentie tot zes meta-elementen: afhankelijkheid, gezondheidsproblemen, sociale problemen, het veroorzaken van problemen voor anderen, intoxicatie én onbekwaamheid. Zo wordt heroïnegebruik (belang van de drug) vaak problematisch bevonden omdat het naar afhankelijkheid voert en omdat een gebruiker onder invloed niet in staat is te werken.

Ten derde is er geen overeenstemming tussen terreinwerkers over de relevantie en het belang van deze indicatoren. Niet enkel tussen de verschillende sectoren zijn er meningsverschillen, ook binnen de politieorganisatie, onder magistraten en tussen de verschillende vertegenwoordigers van de hulpverlening, lopen de meningen nogal uiteen. Deze verschillen in mening zijn soms zo uitgesproken dat hetzelfde kenmerk tot tegenovergestelde conclusies kan leiden. Zo wordt functioneel druggebruik als een manier van omgaan met stress op het werk door sommige terreinwerkers als problematisch beschouwd, terwijl anderen ervan overtuigd zijn dat dit helemaal niet het geval is. De relevantie van alle mogelijke indicatoren werd op deze manier in twijfel getrokken.

Ten slotte heeft elk van deze indicatoren slechts een tijdelijk en relatief belang, aangezien druggebruik een dynamisch proces is. Het is mogelijk dat, hoewel iemand op een bepaald moment aan een bepaalde indicator tegemoetkomt, hij/zij op een ander moment aan geen enkele indicator nog beantwoordt.

Conclusies

De contradictie tussen, enerzijds, de talrijke indicatoren die terreinwerkers met 'problematisch gebruik' in verband brengen en, anderzijds, hun afwijzing van het concept vanwege zijn geringe praktische waarde, wordt verklaard aan de hand van de professionele normen van de terreinwerkers.

In reactie op de voorgelezen casussen tijdens de (focus)groepsdiscussies associeerden de terreinwerkers automatisch elk probleem, elk verschil of teken van marginaliteit met het druggebruik. Het is twijfelachtig of er enige causaliteit kan worden ontdekt binnen het verhaal zonder het voorkomen van druggebruik. Op deze wijze wordt 'problematisch gebruik' begrepen als een vorm van druggebruik die de problemen, verschillen of tekenen van marginaliteit veroorzaakt. De beroepsrol van de terreinwerkers brengt hen ertoe om elk kenmerk van de gebruiker, van zijn gedrag of persoonlijkheid, met het drugsgebruik te associëren.

Aan de andere kant verwerpen politiemensen en magistraten deze notie aangezien zi!j «op de werkvloer» gedurende jaren hebben gewerkt aan de hand van zorgvuldig ontwikkelde professionele regels en waarden (onafgezien van de waarde ervan). In dit opzicht is het niet verwonderlijk dat zij een nieuw concept, dat deze normen en waarden tegenspreekt en dat minder efficiënt is, niet toepassen.

Rekening houdend met de complexiteit van het begrip 'problematisch gebruik', de doelstellingen van het onderzoek én die van de herziening van de wetgeving en de huidige praktijk blijkt dat het begrip problematisch gebruik voor politie/justitie niet hanteerbaar is en dat het niet zinvol is dit begrip in het kader van de wetgeving te operationaliseren.

Het besproken onderzoek ging van start op 1 september 2003 en werd op 29 oktober 2004 afgerond. De focusgroep-interviews met terreinwerkers uit de politieorganisatie, de magistratuur en de psycho-medico-sociale sector hebben plaatsgevonden tussen 4 maart en 8 juni 2003, geruime tijd dus voor het Arbitragehof zijn arrest wees.

Valorisatie: publicaties en lezingen

De volledige onderzoeksresultaten zijn door de F.O.D. Wetenschapsbeleid gepubliceerd:

  • DECORTE, T., KAMINSKI, D., MUYS, M. & SLINGENEYER,T. (2005), Problematisch gebruik van (illegale) drugs. Onderzoek naar de operationalisering van het concept in een wettelijke context. Gent: Academia Press.

Andere relevante publicaties en lezingen:

  • MUYS, M. & SLINGENEYER, T. (2006). Wat is er problematisch aan 'problematisch gebruik'? Conflicterende visies in België over de invulling van een begrip, Tijdschrift voor Verslaving, 2(2), 33-42
  • SLINGENEYER, T. & MUYS, M. (2006). L'usage problématique de drogue: réflexions sur l'introduction d'un concept à connotation médicale dans la législation Belge. Les Cahiers de Prospective Jeunesse, 38, 11-21
  • MUYS, M. (2005). Het begrip 'problematisch gebruik' in de drugswetgeving. Mores, 50(6), 160-161
  • MUYS, M. & DECORTE, T. (2005), 'Problematic use' of (illegal) drugs. A study of the operationalisation of the concept in a legal context in Belgium (pp.62-77). In KRAUS, L. & KORF, D. (eds.) Research on Drugs and Drug Policy from a European perspective, Lengerich: Pabst Science Publishers
  • MUYS, M. (2005), Problematisch gebruik van (illegale) drugs. Presentation at the Infonamiddag VAD, Brussel (België), 29 april 2005
  • DECORTE, T. (2005), Problematisch gebruik van (illegale) drugs. Presentation Congres Federaal Wetenschapsbeleid en drugonderzoek, Gent (België), 24 maart 2005
  • MUYS, M. (2005), Problematisch gebruik, Bijdrage aan werkgroep 2, Congres Federaal Wetenschapsbeleid en drugonderzoek, Gent (België), 24 maart 2005.