Hoe vermijden dat graanhaantje een graantje meepikt?

(31-03-2019) Een onderzoeksteam van de UGent o.l.v. prof. Geert Haesaert zocht naar een oplossing voor gras- en graanhaantjes op de Bayer demohoeve in Huldenberg.

Geïntegreerde bestrijding is de norm geworden vandaag, maar dit is nog niet voor iedere plaag in ieder gewas mogelijk. Een voorbeeld hiervan is de bestrijding van graan- en grashaantjes. Dit komt enerzijds omdat er nog te weinig geweten is over de factoren die de ontwikkeling van deze plaaginsecten bevorderen. Anderzijds, zijn er geen relevante schadedrempels beschikbaar om de bestrijding te sturen. Desondanks kunnen graan- en grashaantjes voor grote opbrengstverliezen zorgen in bepaalde jaren. In kader van de UGent Bayer Leerstoel voor ‘Forward Farming’ zocht een onderzoeksteam onder leiding van prof. Geert Haesaert naar een oplossing op hun demohoeve in Huldenberg.

Waarom is het graanhaantje moeilijk te bestrijden?

 

Graan- en Grashaantjes zorgen jaarlijks voor grote verliezen in de wintertarweteelt. De opkomst van dit plaaginsect kan echter sterk verschillen van jaar tot jaar. “Dit komt omdat verschillende factoren hun invloed uitoefenen op de ontwikkeling van het insect. Zo verloopt de ontwikkeling sneller bij hoge temperaturen waardoor er reeds vroeger in het seizoen schade optreedt. Ook teelttechnische maatregelen spelen een rol zoals de zaaidichtheid en de insecticidekeuze. Droogte of aantasting door andere plaaginsecten zorgt voor een verdere afname van de opbrengst”, verklaart prof. Haesaert. 

Momenteel wordt voornamelijk een curatieve chemische behandeling toegepast. Deze curatieve behandelingen verlopen echter moeizaam door ontbrekende economische schadedrempels, specifiek voor Europa. De landbouwer heeft deze schadedrempels nodig om vast te leggen wanneer een behandeling economisch voordelig is.

De ontwikkeling van nieuwe tools tegen graan- en grashaantjes

 

Prof. Haesaert vertelt: ”Dit onderzoek stelde ons in staat om nauwkeurig een economische schadedrempel te bepalen voor onze regio. Nu moeten we niet langer steunen op verouderde schadedrempels uit de VS. Indien we gebruik maakten van een curatieve behandeling, bleek de economische schadedrempel op 1,5 larven per halm te liggen. Deze waarde is gebaseerd op verschillende veldproeven in Vlaanderen, waaronder drie jaren opvolging op de Bayer Forward Farm ‘Hof ten Bosch’ in Huldenberg.” 

Tijdens het onderzoek bestudeerde het team ook het effect van verschillende teelttechnische maatregelen. Deze gaan van de toegepaste zaaidichtheid tot het gebruikte insecticide. “Een hogere zaaidichtheid leidde tot minder larven per plant, maar het aantal larven en de opbrengst per hectare bleven onveranderd. De productkeuze voor gewasbescherming had wel een invloed. Zo bleken synthetische pyrethroïden het best te werken tegen graan- en grashaantjes”, aldus prof. Haesaert. Tot slot werden nauwkeurig de weersomstandigheden en andere oncontroleerbare factoren in rekening gebracht om ook hiervan het effect op de plaagdruk te bepalen.

Dit onderzoek werd uitgevoerd in het kader van het biodiversiteits-luik van de 'Bayer ForwardFarming' leerstoel. Met dit initiatief willen UGent en Bayer wetenschappelijke inzichten aan praktijkkennis koppelen om de Belgische landbouw te verduurzamen en te wapenen tegen de uitdagingen van de toekomst. “Hoewel er nog veel onderzoek moet gebeuren om de bestrijding van het graan- en grashaantje verder te optimaliseren, hebben we enkele grote stappen vooruit gezet. Door het bestuderen van de invloed van omgevingsfactoren en teeltmaatregelen op de ontwikkeling van het graanhaantje hebben we een webtool kunnen ontwikkelen geïntegreerd met een adviesmodel voor fusarium en bladluizen. Deze zal de landbouwer nu dus ook helpen bij de geïntegreerde bestrijding van haantjes. Geïntegreerde bestrijding zal de kosten drukken en heeft bovendien een positieve invloed op het milieu doordat minder nevenschade wordt aangericht”, besluit prof. Haesaert.