Research Brief 37. Wat zegt de wetenschap over voetbalmythes?
Professor Stijn Baert
(1 december 2022) Geen beter moment om een doelpunt te scoren dan net voor de rust. Of nog: een voetbalwedstrijd duurt 90 minuten en op het einde winnen de Duitsers. Voetbalcommentatoren grijpen ook dit WK graag terug naar hun mythes. Maar kloppen ze ook met de data? En wat is de link met de arbeidsmarkt?
Internationaal zijn er heel wat arbeidsmarktdeskundigen die op een bepaald moment hun methodologische toolbox loslaten op voetbaldata en gaan publiceren in tijdschriften als Journal of Sports Economics of Journal of Sports Sciences. Dat is deels een zoektocht naar het ultieme Willy Sommersgevoel: van je hobby (een deel van) je beroep kunnen maken. Ik ben daar, als Anderlecht-supporter, geen uitzondering op. Er zijn evenwel ook inhoudelijke redenen…
HET VOETBAL ALS LABORATORIUM VOOR DE ARBEIDSMARKT
Dat (economie)professoren zich bezighouden met het onderzoeken van voetbalmythes is minder gek dan het lijkt. De gekende Vlaamse filosoof B. Boma wist het drie decennia geleden al: business is business. En voetbal is ondertussen big business. Een wedstrijd al dan niet winnen kan soms miljoenen verschil uitmaken voor de kassa van een voetbalbedrijf.
Bovendien is de voetbalmarkt het perfecte laboratorium om de arbeidsmarkt te begrijpen. Enerzijds is er heel veel data beschikbaar over de belangrijkste bijzaak in het leven die voetbal is. Alleen al op transfermarkt.be kun je hele avonden verdwalen in cijfertjes (vooral op degene waar je de vuilbakken moet buitenzetten).
Anderzijds is de productiviteit van voetbalteams, namelijk het scoren van doelpunten en winnen van wedstrijden, veel duidelijker te observeren dan elders in de arbeidsmarkt. Wanneer een voetballer uit Afrika en Europa even productief zijn, krijgen ze dan ook hetzelfde loon? Werken automatismen of leidt meer afwisseling tot productiviteit? Het zijn vragen die op het eerste zicht enkel relevant zijn binnen de voetbalwereld, maar ze beantwoorden kan leiden tot inzichten die relevant zijn voor de volledige arbeidsmarkt.
OP HET EINDE WINNEN DE DUITSERS
Laat ons even een eerste mythe tegen het licht houden. Degene die zegt dat je met Duitse ploegen nooit klaar bent. Omdat ze heel vaak op het einde nog een doelpunt maken. Deze wijsheid werd nooit zo puntig geformuleerd als door Gary Lineker, de voormalige spits van Engeland. Na het verlies met zijn nationaal team in de halve finale van het WK tegen Duitsland, verklaarde hij: ‘Voetbal is een eenvoudig spel: tweeëntwintig man jagen 90 minuten lang op een bal en aan het eind winnen de Duitsers.’
Maar is deze uitspraak wel waar? Iets wetenschappelijker gesteld: is het zo dat Duitse ploegen aan het eind van een voetbalwedstrijd aanzienlijk vaker een doelpunt scoren (en daardoor de wedstrijd winnen) dan ploegen uit andere landen?
Analyse van 1008 wedstrijden
Om deze vraag op een wetenschappelijke manier te beantwoorden, liet ik enkele jaren geleden twee toenmalige Masterproefstudenten, Simon Amez en Louis Van Den Broucke, allerlei gegevens over 1008 wedstrijden in de UEFA Champions League en de UEFA Europa League samenbrengen in een mega-Excel-werkblad. Via econometrische hocus pocus analyseerden we dan hoe het scoringsgedrag verschilde tussen de meest voorkomende landen in deze competities. De resultaten werden gepubliceerd in het internationale wetenschappelijke tijdschrift Plos One.
Vaker gelijkspel op einde voor Nederlanders
Wat blijkt? Na controle voor factoren zoals de relatieve sterkte van de teams en de score aan het eind van de 89e minuut van de wedstrijd, werd geen bewijs voor Lineker's uitspraak gevonden. Dat wil zeggen, Duitse clubs scoren niet significant vaker een doelpunt in de 90e minuut of later.
Franse en Spaanse ploegen krijgen daarentegen minder vaak een tegendoelpunt te verwerken in de ‘dying seconds’ van een wedstrijd. Bovendien hebben Nederlandse ploegen een grotere kans om de wedstrijd in een gelijkspel te beëindigen als gevolg van (het scoren of toestaan van) een laat doelpunt. Engelse ploegen ten slotte geven minder vaak een late goal tegen, maar alleen als ze een Engelse coach hebben.
GEEN BETER MOMENT DAN NET VOOR RUST?
Wanneer net voor de rust van een voetbalwedstrijd een doelpunt valt, wordt door voetbalcommentatoren heel vaak aangehaald dat dit het ideale moment voor een goal zou zijn. Met een goed gevoel de kleedkamer in, weet je wel.
Ook voor deze mythe doken we in data voor de UEFA Champions League en de UEFA Europa League. Meer concreet vergeleken we wedstrijden waarin het laatste doelpunt van de eerste helft net voor de rust viel en wedstrijden waarin dit laatste doelpunt eerder viel.
Decompressie en zelfoverschatting
Wat blijkt? Voor thuisploegen is eerder het omgekeerde van deze mythe waar. Wanneer een thuisploeg een doelpunt maakt net voor de rust, in plaats van op een ander moment in de eerste helft, is haar doelsaldo op het einde van de wedstrijd gemiddeld ongeveer een half doelpunt lager.
Voor uitploegen bleek het al helemaal niet uit te maken wanneer hun laatste doelpunt in de eerste helft viel: net voor de rust en of eerder in de eerste helft.
In het wetenschappelijke artikel op basis van dit onderzoek onderbouwen we drie mogelijke verklaringen: decompressie, zelfoverschatting en verkeerde tactische ingrepen.
BETER MET 10?
Wat, ten slotte, met de mythe dat teams het vaak beter doen na een uitsluiting, beter met 10 dan met 11 dus? Aangezien momenteel naar verluidt een Wereldkampioenschap (WK) voetbal bij de heren plaatsvindt, lijkt het aangewezen te focussen op studies die data van landenkampioenschappen gebruiken. Zo is er in het bijzonder het onderzoek van Jakub Červený, Jan van Ours en Martin van Tuijl, die WK-data gebruikten.
Hun resultaten liggen echter in lijn van wat andere studies vonden. Namelijk dat een rode kaart typisch echt wel slecht nieuws is voor het team dat een speler uitgesloten ziet worden. De bevindingen in de studie van Jakub Červený en zijn collega’s met een eenvoudiger achternaam zijn overtuigend. Tijdens de geanalyseerde WK-wedstrijden was er sprake van meer dan een verdubbeling van de kans om een doelpunt te scoren nadat de tegenstander een rode kaart kreeg. Omgekeerd halveerde de kans om een doelpunt te scoren voor teams die een rode kaart kregen bijna.
Minder schadelijk voor een uitploeg
Minder relevant in de context van een WK, maar ik sluit niet uit dat het toch tot uw verbeelding spreekt, is dat in clubcompetities er een groot verschil lijkt te zijn tussen een rode kaart voor een thuisteam en een rode kaart voor een uitteam.
Zo blijkt uit ons eigen studiewerk dat thuisspelende teams ook in deze competities het minder goed doen nadat ze een rode kaart ontvangen (de kans dat ze wedstrijd winnen daalt met 19 procentpunt), maar dat dit niet het geval is voor uitteams.
Een man te veel?
Dit kan verklaard worden doordat thuisteams vaak voor een complexere opdracht staan dan uitteams. Deels door de verwachtingen van het thuispubliek wordt van hen vaak niet alleen een goed eindresultaat verwacht, maar ook een aanvallender speelstijl. Zich aanpassen aan de uitsluiting zou lastiger zijn gegeven die meer complexe taak.
Maar globaal blijft de conclusie dus dat een rode kaart tegenkrijgen veel vaker slecht dan goed nieuws is voor een team. We kunnen dus met een gerust hart blijven sakkeren op vermeende scheidsrechterlijke dwalingen bij het uitdelen van een rode kaart.
Dit gezegd zijnde, mochten de Rode Duivels desalniettemin van oordeel zijn dat ze het toch met een man minder kunnen doen, dan stel ik voor dat ze Leandro Trossard, mijn op één na favoriete man, laten gaan. Mijn adresgegevens, voor tijdelijk onderdak, kunnen via e-mail opgevraagd worden.
Door professor Stijn Baert (Vakgroep Economie; Stijn.Baert@UGent.be).
Professor Baert gaf over het onderwerp ook een college voor Universiteit van Vlaanderen.
Lees meer over het beleidsgerichte werk van professor Baert op zijn homepagina. Of bekijk de Nederlandstalige samenvattingen bij zijn wetenschappelijke artikels, waaronder nog meer artikels op voetbaldata.