Research Brief 74. Hoe doen mensen met een migratieachtergrond het op onze arbeidsmarkt?
Doctoraal onderzoeker Louise Devos, postdoctoraal onderzoeker Louis Lippens en professor Stijn Baert
(18 maart 2024) In aanloop naar de verkiezingen op 9 juni 2024 werd al veel gezegd en geschreven rond de arbeidsmarktuitkomsten van mensen met een migratieachtergrond. Het is helaas niet altijd duidelijk waar feiten stoppen en meningen beginnen. Op basis van ons literatuuronderzoek van 35 wetenschappelijke publicaties bieden wij daarom een antwoord op de volgende twee vragen: (i) wat weten we eigenlijk over de arbeidsmarktuitkomsten van mensen met een migratieachtergrond in België en (ii) hoe verklaren we deze bevindingen?
Wanneer we spreken over mensen met een migratieachtergrond, doelen we op eerstegeneratie- en tweedegeneratiemigranten. Eerstegeneratiemigranten zijn mensen die zelf de migratiebeweging naar België maken. Kinderen waarvan minstens één ouder in het buitenland geboren is, zijn tweedegeneratiemigranten. Ongeveer 1 op 3 inwoners van België hebben zo een migratieachtergrond.
Bevinding 1: moeizame arbeidsmarktintegratie zelfs bij de tweede generatie
Hoewel dit recent wat verbeterde, onder meer omwille van de krapte op de arbeidsmarkt, blijft België een van de zwakste schakels binnen de Europese Unie wanneer je kijkt naar de arbeidsmarktintegratie van mensen met een migratieachtergrond. Ter illustratie verwijzen we graag naar Policy Brief nr. 4 'Inactiviteit in Europa en de Belgische gewesten', waar we toonden dat maar liefst 44,2% van de 25-64-jarigen met een nationaliteit van buiten de EU-27 in ons land inactief is.
Het probleem gaat echter verder dan enkel arbeidsmarktparticipatie. Ook personen met een migratieachtergrond die aan het werk zijn, doen het doorheen het wetenschappelijk onderzoek minder goed dan hun collega’s zonder migratieachtergrond. Ze worden gemiddeld minder betaald, hebben vaker een baan onder hun opleidingsniveau en komen meer in onzekere arbeidssituaties terecht.
Opvallend is dat er bij ons, in tegenstelling tot in veel andere landen, amper verbetering is voor de tweede generatie. Hoewel tweedegeneratiemigranten opgroeien in België, hier naar school gaan en (een van) de landstalen beheersen, zijn hun uitkomsten op de arbeidsmarkt amper beter dan die van hun ouders. De mate van verbetering voor de tweede generatie verschilt sterk afhankelijk van origine, wat ons meteen tot bevinding 2 brengt.
Bevinding 2: extra achterstand onder vrouwen en niet-EU’ers
De wetenschappelijke literatuur heeft heel wat factoren bestudeerd die de grootte van de achterstand bepalen.
Voor twee factoren wordt heel veel evidentie gevonden: gender en afkomst. Vrouwen met een migratieachtergrond kennen een nog grotere achterstand op hun tegenhangers zonder migratieachtergrond dan mannen. Dat geldt in het bijzonder voor mensen met een niet-EU-achtergrond. In het algemeen doen die het ook veel slechter qua tewerkstelling dan personen met een EU-migratieachtergrond. Meer nog, EU-migranten doen het vandaag nauwelijks slechter dan mensen zonder migratieachtergrond qua tewerkstelling. Wanneer je daarentegen kijkt naar de kwaliteit van tewerkstelling, zoals lonen, zijn er wel nog grote verschillen tussen EU-migranten en mensen zonder migratieachtergrond.
Daarmee samenhangend: wanneer er een grotere (culturele) afstand is tussen het land van oorsprong en België, bezitten mensen met een migratieachtergrond vaker niet de nodige kennis en vaardigheden voor de Belgische arbeidsmarkt. Dat verklaart mee de slechtere uitkomsten voor mensen met een niet-EU-achtergrond. Deze culturele afstand zorgt ook voor andere genderpatronen, waarbij vrouwen met een grote culturele afstand nog vaker niet actief zijn op de arbeidsmarkt.
Verklaring 1: discriminatie
Later deze week (donderdag 21 maart) is het Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie. Ook in 2024 is deze dag (helaas) nog steeds relevant. Onze literatuurstudie toont namelijk aan dat in maar liefst 63% van de beschouwde studies discriminatie wordt aangehaald als verklaring voor de slechtere arbeidsmarktuitkomsten van personen met een migratieachtergrond. Dit is niet alleen een theoretische verklaring. Er is ook empirisch bewijs van etnische discriminatie op onze arbeidsmarkt, zoals onder meer aangetoond via praktijktesten.
Deze discriminatie lijkt vaak te maken te hebben met werkgevers die menen dat collega’s of klanten niet graag met mensen met een migratieachtergrond zullen samenwerken. In dit opzicht lijkt het beleidsmatig aanzwengelen van voldoende marktconcurrentie aangewezen: discriminerende bedrijven zullen dan uit de markt prijzen.
Verklaring 2: verschillen in kennis
Ook aan de werknemerszijde zijn er belangrijke verklaringen die vaak terugkomen in de wetenschappelijke literatuur. Zo verwijzen 34% van de beschouwde studies naar het belang van verschillen in kennis en vaardigheden. Mensen met een migratieachtergrond zijn gemiddeld lager geschoold dan mensen zonder migratieachtergrond. Daarnaast zijn er nog andere verschillen dan opleidingsniveau. Zo is er vaak een onevenwicht tussen de kennis en vaardigheden die migranten meenemen naar België en de kennis en vaardigheden die gevraagd worden op de Belgische arbeidsmarkt. Bovendien worden diploma’s uit het buitenland niet altijd erkend in België. De procedure voor erkenning doorlopen is daarnaast voor veel mensen moeilijk en duur, waardoor dit niet altijd gebeurt. Ook gebrekkige taalkennis van het Nederlands of het Frans bemoeilijkt de integratie.
Opnieuw opvallend: migranten van de tweede generatie blijven slechter presteren in het onderwijs dan personen zonder migratieachtergrond, met hogere percentages vroegtijdige schoolverlaters, lagere academische prestaties en een hogere concentratie in het beroepsonderwijs.
Verklaring 3: cultuurgebonden voorkeuren
Een andere belangrijke verklaring aan werknemerszijde vinden we in cultuurgebonden voorkeuren, zoals aangehaald in 26% van de beschouwde studies. Wat cultuurgebonden voorkeuren betreft, lijken mensen met een migratieachtergrond een grotere neiging te hebben om sterker vast te houden aan traditionele genderrollen. Deze gehechtheid kan ertoe leiden dat vrouwen meer huishoudelijke verantwoordelijkheden op zich nemen, minder investeren in onderwijs en andere arbeidsmarktparticipatiepatronen vertonen dan hun mannelijke tegenhangers.
Ook migrantenvrouwen van de tweede generatie maken minder vaak dan mensen zonder migratieachtergrond gebruik van formele kinderopvang en ouderschapsverlofregelingen.
Door doctoraal onderzoeker Louise Devos (Vakgroep Economie; louise.devos@ugent.be), postdoctoraal onderzoeker Louis Lippens (Vakgroep Economie; louis.lippens@ugent.be) en professor Stijn Baert (Vakgroep Economie; www.stijnbaert.be).
Dit onderzoek werd gefinancierd door BELSPO (LAMIE-project, contract B2 / 233 / P3 / LAMIE).
Lees meer over dit onderzoek in het gepubliceerde wetenschappelijke artikel.